publicatie

Spanning augustus 2012 :: Hoe pakken we de zorg terug?

Spanning, augustus 2012

Hoe pakken we de zorg terug?

Tekst: Ineke Palm Foto: Bas Stoffelsen

Een van de belangrijke SP-punten is het stoppen van de marktwerking in de zorg. De publieke zaak – dat wat voor ons allen van belang is – hoort onder democratische controle te staan. De afgelopen decennia heeft de politiek de verantwoordelijkheid voor de publieke zaak echter steeds verder van zich afgeschoven. In de zorg gaat het om ‘gereguleerde’ marktwerking: marktwerking binnen de door de overheid gestelde voorwaarden en beperkingen. Maar wie reguleert? Wie beslist er en op basis waarvan? In dit artikel een analyse aan de hand van de huishoudelijke verzorging.

‘De publieke zaak steunt op vijf pilaren: democratische legitimiteit, moraliteit, het lange-termijnperspectief, erkenning van de samenhang der dingen en het algemeen belang. Deze pilaren kent de markt niet en zijn dus door de markt niet gewaarborgd. Sterker nog, zij kunnen zelfs worden aangetast als er marktwerking in de publieke sector wordt gebracht’, aldus Agnes Kant in 2008.

In het jaarverslag van de Raad van State over datzelfde jaar liet ook voorzitter Tjeenk Willink zich kritisch uit over de ‘marktdemocratie’. De politiek heeft onvoldoende onderkend dat ‘bij de introductie van vormen van marktwerking in de publieke sector een wisseling van perspectief plaatsvindt. Niet meer het algemeen belang staat voorop maar het maken van winst. Bij de ondernemers vervaagt het besef van de publieke functie van hun onderneming. Tegelijk verslapt de politieke controle.’

Wie gaat er over? Europa, de markt of toch liever de politiek?

In de huishoudelijke verzorging ging het mis met de overdracht van dit deel van de thuiszorg naar de gemeenten via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De huishoudelijke verzorging zou voortaan uitgebreid Europees aanbesteed moeten worden. Dat moest van Europa, was het terugkerende credo van de regering. Bij het uitgebreide Europees aanbesteden (2a-procedure) wordt een bestek uitgeschreven waarop iedere partij die denkt te voldoen aan de eisen, kan intekenen voor de gunning. Gemeentebesturen hebben er vervolgens geen grip meer op, de markt beslist. Zo verloor in Rotterdam tot ieders schrik de Thuiszorg Rotterdam de eerste aanbesteding, waardoor honderden thuiszorgmedewerkers met ontslag werden bedreigd.

Agnes Kant probeerde vele malen het verplichte aanbesteden op de agenda te krijgen. Tevergeefs. Er was een wet (Leijten/Kant) voor nodig om het debat hierover op gang te krijgen. De regering bleef zich verzetten. Zelfs toen de wet door beide Kamers was aangenomen, wilde de regering aanvankelijk niet tekenen. Het zou in strijd zijn met de Europese regelgeving over aanbesteding. De regering heeft zich uiteindelijk moeten neerleggen bij de uitspraken van het parlement. Dat heeft duidelijk uitgesproken dat de huishoudelijke verzorging moet worden gezien als zorg en dat het de voorkeur verdient dat gemeenten de opdracht zo formuleren dat het om een 2B-dienst gaat. Dan hoeft een gemeentebestuur geen aanbesteding uit te schrijven en mag de gemeente bijvoorbeeld aan tafel met de aanbieders de zorg thuis via convenanten (‘bestuurlijk aanbesteden’) regelen of via subsidie. Hiermee heeft de politiek de grip weer terug.

Het marktdenken leidt tot uitholling van de publieke moraal

Concurrentie op prijs wordt in de vermarkte publieke sector uitgevochten over de rug van het personeel. Om een goede concurrentiepositie te verwerven of omdat het afgesproken tarief te laag is, ruilen werkgevers ervaren thuiszorgwerkers in voor goedkope krachten. Of ze stellen hen voor de ‘vrijwillige’ keuze naar een lagere functiewaardering te gaan (FWG10) en fors salaris in te leveren. Terwijl duizenden thuiszorgmedewerkers te maken krijgen met keiharde loonsverlaging, gaat een groot deel van de zorgbestuurders met een riant salaris naar huis. Driekwart van de topbestuurders die meer verdienen dan de Balkenendenorm, zit in de zorg. Maar liefst 31 bestuurders van de door de vakbonden samengestelde lijst van grootste verdieners in de zorg Actiz50, genoemd naar de organisatie van zorgondernemers, verdienen boven deze norm.

Om lagere tarieven te kunnen vaststellen gaan ook gemeenten de zorg afwaarderen. ‘Bij eenvoudige hulp ligt het accent op het schoonmaken van het huis en wordt voorgesteld aan te sluiten op FWG10’, schrijft de Rotterdamse wethouder in zijn laatste nota. De gemeente Emmen maakt het nog bonter met een voorstel om tot een basistarief voor ‘algemene schoonmaakondersteuning’ te besluiten.

Ondertussen ruiken de grote jongens geld. De schoonmaaksector rukt op in de huishoudelijke verzorging. Bijvoorbeeld de ADG dienstengroep, waartoe zowel Asito als TSN behoren. TSN zie je overal in de thuiszorg opduiken. TSN heeft inmiddels 23.000 werknemers en is zo snel groot geworden door onder de kostprijs aan te besteden. De al eerder genoemde Thuiszorg Rotterdam heeft sinds 1 januari de huishoudelijk verzorgenden overgedaan naar Zorgwerk/Faveo, ook onderdeel van de ADG dienstengroep. Sindsdien holt de kwaliteit achteruit en voeren de thuiszorgwerkers actie.

Het marktdenken is funest voor de arbeidsmotivatie van de werknemers in de zorg. Zij hebben er voor gekozen iets voor anderen te betekenen, het gaat hen niet om producten maar om mensen. Ook de Raad van State wees er op dat de vermarkting van de publieke taken gevolgen heeft voor het gemeenschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van de beroepsgroepen. ‘De publieke moraal wordt ingewisseld voor private moraal. De beroepsgroep valt uit elkaar. De professionele ethiek wordt gereduceerd tot door anderen gestelde technocratische of financiële beheersregels. De kwaliteit van de beroepsuitoefening leidt hier op den duur onder.’

Goede zorg is algemeen belang

De overheid moet waken voor het algemeen belang en de samenhang der dingen zien. Het algemeen belang is niet gediend bij schoonmaakbedrijven in de thuiszorg, maar bij goede thuiszorg die op langere termijn dure verpleeghuiszorg voorkomt.

Het bijzondere van onze huishoudelijke zorg is dat zij huishoudelijke taken en zorg combineert. Zij heeft belangrijke signalerende en ondersteunende taken. Steeds vaker is de huishoudelijk verzorgende de enige vaste zorgkracht die wekelijks bij de oudere over de vloer komt. Zij maakt het verschil tussen thuis kunnen blijven wonen of opname in een verzorgings- of verpleeghuis. De signalerende functie staat dan ook opgenomen in het kwaliteitsdocument dat gemeenten en aanbieders hebben opgesteld.

Om puur financiële reden worden overal in het land de huishoudelijke verzorgenden afgewaardeerd, hun zorg- en signaleringsfunctie geschrapt, zo kunnen ze van FWG 15 naar FWG10 en daarmee keldert hun loon met 20 procent. Met de uitholling van het vak tot louter poetsen, dreigt onze unieke huishoudelijke zorg te verdwijnen. Daarom heeft Agnes Kant een tweede wet ingediend over basistarieven. Ook deze wet-Leijten/Kant is aangenomen. Gemeenten moeten fatsoenlijke tarieven vaststellen op basis van reële kostprijzen.

Een derde wet, over het oormerken van de gelden voor huishoudelijke zorg, is helaas in de Eerste Kamer gesneuveld. Oormerken is harder nodig dan ooit, nu er forse bezuinigingen richting gemeentefonds liggen. Nu het niet gelukt is oormerken landelijk vast te leggen, is het extra belangrijk te proberen dit in de gemeente voor elkaar te krijgen. De gemeenten die onderbesteden zijn overigens meestal de gemeenten die lage tarieven afspreken.

Verstevig de politieke controle

De regering moet toezien op de kwaliteit van de huishoudelijke zorg en hierover verantwoording afleggen aan het parlement. In een debat vlak voor het zomerreces heeft Renske Leijten de staatssecretaris er nog eens op gewezen dat zij er op moet toezien dat de gemeenten zich aan de wet houden. Gemeenten die huishoudelijke verzorging enkel nog door schoonmaakbedrijven willen laten uitvoeren, overtreden de wet. In de Wmo staat dat de gemeenten de huishoudelijke zorg als individuele voorziening moeten organiseren. De staatssecretaris beaamde dat. Ook gemeenten die evident te weinig betalen per uur, waardoor de inzet van huishoudelijk verzorgenden niet goed geregeld is, overtreden volgens de SP de wet. Tijdens de wetsbehandeling over basistarieven is duidelijk gemaakt dat het bij kwaliteitseisen aan het personeel om minimaal FWG15 gaat. Dit stond ook in de wet maar dit is er door toedoen van de PvdA uit

geschrapt. In het verkiezingsprogramma van de SP is opgenomen dat dit weer in de wet moet worden opgenomen. Het zijn nu echter vooral onze afdelingen en fracties die aan zet zijn om plaatselijk te bevechten dat de wet goed wordt uitgevoerd.

Nieuw vertrouwen

De publieke zaak hoort onder democratische controle te staan. Met de wetten-Leijten/Kant hebben wij een begin gemaakt om de publieke zaak weer terug te veroveren. Een gevecht van jaren tegen de stroom in. Een gevecht dat we konden winnen door de grote vasthoudendheid van onze Kamerleden en de strijd buiten de Kamer van thuiszorgwerkers, Zorg Geen Markt, vakbonden en onze afdelingen.

Het is een strijd die we op vele terreinen moeten aangaan. Om de publieke zaak terug te winnen. Gelukkig staan we in deze strijd niet alleen. Reeds in 2008 stelde de voorzitter van de Raad van State in het jaarverslag: ‘Waar marktwerking niet blijkt op te leveren wat wél werd voorgespiegeld, moet opnieuw worden nagegaan welke taken zo essentieel zijn voor het maatschappelijk verkeer dat ze niet aan de private sector alleen kunnen worden overgelaten.’