'Zet mensen met praktijkervaring op leidinggevende posities'
Hoe is het om als kind met jeugdzorg te maken te hebben en er nu zelf werkzaam in te zijn? En wat is er in die tijd in de jeugdzorg veranderd? Ik vroeg het aan Sunita Biharie, ervaringsdeskundige, jeugdhulpverlener en raadslid voor de SP in Apeldoorn.
Hoe heb jij jouw tijd in de jeugdzorg beleefd?
‘Ik heb van mijn derde tot mijn achttiende in de jeugdzorg gezeten. Ik werd uit huis geplaatst omdat mijn vader een levensbedreigend gevaar voor mij vormde. Ik heb in die periode 135 hulpverleners gehad en ben 17 keer verhuisd. Dat doet natuurlijk wat met je. Ik voelde me toen erg eenzaam en onzeker.’
‘Het verschil met nu is dat er vaste teams waren. Ik heb vijf hulpverleners gehad die heel veel voor mij betekend hebben en met wie ik nog steeds contact heb. Dat waren mensen die zich blijvend aan mij verbonden en zich verdiepten in mijn culturele achtergrond. Zij hebben ervoor gezorgd dat ik mensen ben gaan vertrouwen en relaties en vriendschappen durfde aan te gaan. Tegenwoordig krijg je als hulpverlener die ruimte niet meer. Je kunt jongeren ook veel minder perspectief bieden dan voorheen.’
Wat is er dan veranderd?
‘Mijn opleiding werd betaald en ik kreeg huisvesting toen ik achttien was. Nu moeten de jongeren die ik begeleid een schuld aangaan om hun opleiding te kunnen betalen, terwijl ze geen rode cent hebben. Ook lukt het nauwelijks meer om een kamer voor ze te vinden. Als ze dan achttien zijn, blijven ze maar bij ons, want we gaan ze niet op straat zetten. Daar komt nog bij dat ze op hun achttiende weer naar de gemeente moeten waar ze oorspronkelijk vandaan komen, dus weg van de plek waar ze geworteld zijn. Dat was eerder ook niet zo.’
Kun je iets vertellen over je werk?
‘Ik werk op 24-uursgroepen. Dus de jongeren wonen bij ons. Vroeger werkte ik vast op de groep, maar tegenwoordig val ik in waar ik nodig ben. Dan heb je slaapdiensten, maar soms ook nachtdiensten. Dan blijf je wakker, omdat er jongeren zijn die een gevaar voor zichzelf vormen. Bijvoorbeeld omdat ze zichzelf snijden. Ik heb een jongere gehad waar ik elke tien minuten heen ging. Omdat het geen gesloten instelling is, mag je geen camera’s plaatsen. Het enige wat je dan kunt doen is regelmatig langsgaan.’
Wat merk je in je werk van werkdruk en verloop onder collega’s?
‘Er is bijna geen team meer compleet in de jeugdzorg. Het verloop is erg groot. Toen ik nog vast op een groep werkte, werden er bijna geen vaste contracten gegeven. Daardoor gingen veel goede mensen weg. Mede door gebrek aan (goed) personeel, is de werkdruk heel hoog. Ook omdat het management nauwelijks oog heeft voor wat er op de werkvloer speelt. Alles draait om geld en niet om goede zorg leveren. Daarom botst het regelmatig tussen bestuurders en mensen uit de praktijk.’
In hoeverre speelt bureaucratie nog een rol bij de toegenomen werkdruk?
‘Omdat elke gemeente anders werkt, moet je veel meer schrijven. Als een jongere jou bijvoorbeeld uitscheldt, moet je dat nu op drie of vier verschillende plekken melden. Eerder hoefde je dat alleen bij de algemene rapportage te doen. Bij een fysiek incident ben je nog meer tijd kwijt. Dan ben je echt 2,5 uur bezig achter je computer. Wat je dan ziet is dat medewerkers ervoor kiezen om die rapportage buiten werktijd te doen, omdat ze de groep niet willen verlaten. Dat geeft natuurlijk extra werkdruk.’
Wat is er nodig zodat jij en je collega’s jullie werk beter kunnen doen?
‘Ik denk verschillende dingen. Haal de winst uit de jeugdzorg. Nu zijn er ondernemers die enkel een jeugdzorgbedrijfje beginnen, omdat ze er veel geld mee kunnen verdienen. Alleen in Apeldoorn al hebben we 600 aanbieders. Niemand kan mij uitleggen wie dat zijn. Zorg verder dat de gespecialiseerde jeugdzorg weer naar de landelijke overheid gaat, met maar één punt van controle en één punt van regelgeving. Dan hoeven jeugdhulpverleners zaken ook maar op één manier te verantwoorden.’
‘Luister ook meer naar de mensen op de werkvloer. Topbestuurders worden door de politiek voortdurend aan tafel gevraagd, terwijl ze vaak niet weten waar ze het over hebben. En wat ze wel weten, hebben ze van mensen op de werkvloer. Dus praat als politicus direct met mensen op de werkvloer. En praat ook met de ouders en de jongeren zelf. Als je dat doet, weet je beter wat er speelt in de jeugdzorg en kun je beleid ontwikkelen dat medewerkers en jongeren helpt, in plaats van frustreert. En zet veel meer mensen met praktijkervaring op leidinggevende posities. Opleidingsniveau is niet alles, praktijkkennis is vaak veel waardevoller.’
Je bent ook raadslid voor de SP in Apeldoorn. Hoe neem je jouw ervaringen uit de praktijk mee in de gemeenteraad?
‘Omdat ik niet in Apeldoorn werk, mag ik woordvoerder jeugdzorg zijn. Ik was het liever niet geweest, omdat ik al in de jeugdzorg werk, maar het is zo’n complex onderwerp dat het voor een buitenstaander nauwelijks te begrijpen is. Wat ik doe is constant benadrukken dat het om jongeren gaat en niet om geld. Dat heb ik ook bij de Hoenderloo Groep gedaan. Om sluiting van deze gespecialiseerde instelling voor jongeren met complexe (gedrags-) problematiek te voorkomen, heb ik medewerkers, jongeren en ouders gemobiliseerd. Ik heb ze gezegd: ik weet niet of we deze strijd gaan winnen, maar als de Hoenderloo Groep dichtgaat, gaan we er in ieder geval voor zorgen dat heel Nederland weet wat voor schandaal zich hier heeft afgespeeld.’
‘Dat is ons best aardig gelukt, want de sluiting heeft de landelijke pers gehaald. Onze acties zijn ook van invloed geweest op het politieke debat. Je merkt toch dat Kamerleden geschrokken zijn dat zo’n unieke jeugdzorginstelling zo maar gesloten kan worden. Dus de discussie om de gespecialiseerde zorg weer naar het Rijk over te hevelen, is wel gestart. Dan zie je dat medewerkers, ouders en jongeren dingen in beweging kunnen krijgen. Daar probeer ik als raadslid mijn steentje aan bij te dragen.’