Vijf vragen over Thomas Piketty
Van de boeken van Piketty zijn miljoenen exemplaren verkocht en ze zijn zeer uitgebreid besproken in de media. Daarbij komen regelmatig stellingen terug die meer vragen oproepen dan antwoorden geven. Spanning presenteert: vijf vragen voor meer inzicht in het werk en gedachtegoed van de Franse ‘rockstereconoom’.
Wat betekent r>g?
Toen Piketty in 2014 met zijn boek Kapitaal in de 21ste eeuw wereldfaam verwierf, deed hij dat door te stellen dat grote vermogens altijd meer in omvang toenemen (r) dan de economie als geheel (g). Piketty stelde deze formule op om alle data die hij had verzameld over vermogens en economische groei samen te vatten.
De consequentie van r>g is dat het vrijwel onmogelijk is om je als werkende te voegen tot de groep mensen die kan leven van het rendement van veelal geërfd vermogen (zie ook het interview met Bas van Bavel in deze Spanning). Bovendien geeft de formule weer dat de grote vermogens altijd in staat zullen zijn om te groeien, waardoor de ongelijkheid automatisch verder blijft oplopen. Alleen in de twintigste eeuw is daar, tijdelijk, een einde aan gemaakt (zie grafiek vier hier).
Is Piketty de nieuwe Marx?
Met de titels van zijn boeken, knipoogt Piketty duidelijk naar de grondlegger van het socialisme, die tegen wil en dank een ideologie naar zich vernoemd kreeg. Toch wordt er ernstig getwijfeld of Piketty wel een marxist is. Zo schrijft politiek econoom William Davies in The Guardian: ‘Er is niets marxistisch aan Piketty’s politiek, die lijkt op die van een liberale (een woord dat in het Engels wordt gebruikt als tegenovergesteld aan conservatief, –red.) hervormer, terwijl zijn concept van kapitaal meer lijkt op een accountantscategorie dan op de exploitatiekracht die Marx erin zag.’
Piketty zet zich in zijn boeken ook nadrukkelijk af tegen Marx, of in ieder geval tegen stromingen binnen het marxisme. Hij stelt immers dat ideeën de wereld voortdrijven, terwijl een deel van de marxisten meent dat juist de materiële wereld leidend is. Toch is deze tegenstelling wat gezocht, omdat zowel Piketty als Marx zich in hun werken niet strikt beperken tot de materiële of ideeënwereld, maar oog hebben voor beide.
Waar Marx en Piketty echt van elkaar verschillen, is op het gebied van strategie. Met het Communistisch Manifest zetten Marx en zijn kompaan Engels in op het mobiliseren van de werkende klasse. Vooralsnog is Piketty terughoudender, maar wie weet komt daar in de toekomst nog verandering in.
Overigens, net als Marx heeft Piketty de neiging om belangrijke literatuur te gebruiken in zijn werk. Bij Marx kom je Shakespeare tegen, bij Piketty vooral De Balzac en Austen.
Wat heeft een econoom nu met Jane Austen?
De beroemdste romans van de afgelopen eeuwen, zoals die van Honoré de Balzac, Jane Austen en Lev Tolstoj, worden pagina’s lang besproken in de boeken van Piketty. En dat heeft een opvallende reden: Piketty vindt bij hen de meest betrouwbare weergave van de economische werkelijkheid van hun tijd. Zo staan de boeken van Jane Austen bomvol informatie over vermogensongelijkheid. Aangezien er in de achttiende en negentiende eeuw nog geen betrouwbare statistieken werden bijgehouden over vermogens, gebruikt Piketty dergelijke romans als bron. Bijkomend voordeel is dat de vermogens in die tijd decennialang ongeveer dezelfde waarde behielden.
In zijn nieuwe boek hebben de romans nog een tweede functie. Piketty bestudeert wat hij ‘ongelijkheidsregimes’ noemt, dus de ideologieën die worden gebruikt om ongelijkheid in stand te houden. Daarbij is het essentieel om te begrijpen hoe mensen de economische ongelijkheid van hun tijd hebben ervaren. Het zijn precies dit soort verhalen die Piketty regelmatig opdiept uit de bestudeerde romans. Zoals in het werk van Jane Austen, waarin men nadrukkelijk bezig is met het vinden van een partner met het juiste inkomen. En in de boeken van De Balzac kun je lezen hoe men na de Franse Revolutie bezig was met de vraag of werken überhaupt zin had, omdat je toch nooit zoveel zou kunnen verdienen als dat je zou gaan erven.
Dit alles sluit natuurlijk niet uit dat Piketty ook gewoon erg veel lol heeft in het lezen van klassieke literatuur, waaronder veel Brits en Frans drama.
Piketty wil bezit tijdelijk maken. Wat bedoelt hij daarmee?
Om te beginnen hoef je niet bang te zijn dat Piketty jouw auto, huis of speelgoed wil inpikken. Dat is helemaal niet wat hij met privébezit bedoelt.
Piketty stelt vast dat vermogens extreem geconcentreerd zijn bij de rijkste 1 procent, en door r>g worden die vermogens alleen maar groter. Dit zorgt voor allerlei problemen, zoals mensen die geen huis meer kunnen vinden in de grote steden waar ze werken, en geen vermogen opsparen om te ondernemen of te investeren. Kortom, een grote groep mensen heeft geen echte kans om als eigenaar deel te nemen aan de economie.
Omdat Piketty de neiging heeft niet lang stil te staan bij hoe voorstellen precies moeten worden bevochten, hebben zijn voorstellen vaak iets utopisch. In zijn vorige boek stelde hij een mondiale vermogensbelasting voor; in Kapitaal en ideologie komt hij met een regionale vermogensheffing waarmee een aantal sociale voorzieningen kunnen worden betaald. Eén daarvan is een eenmalige uitkering van 125 duizend euro, die iedereen op vijfentwintigjarige leeftijd krijgt. Piketty stelt dat daarmee deelname aan de economie voor iedereen mogelijk wordt. Omdat de vermogens, met name die van honderden miljoenen en miljarden, in zijn plannen zeer progressief belast worden, stelt Piketty zich een wereld voor waarin kapitaal continu zal doorstromen naar een nieuwe generatie.
Is Piketty niet stiekem een politicus?
In een beschouwing van enkele economen kopte de Volkskrant dat Piketty met z’n nieuwe boek als politicus uit de kast was gekomen. Wellicht was het voor deze groep academici even wennen dat een econoom zich zo ver van zijn eigen discipline waagt. Piketty zegt daar zelf over, in gesprek met Ewald Engelen, dat hij “nooit (is) vergeten dat economie thuishoort in de sociale wetenschappen en niet een vorm van toegepaste wiskunde is. Economie kan niet zonder historische, politicologische en sociologische perspectieven. Nieuw aan mij en mijn Franse collega’s is, denk ik, dat wij weliswaar accepteren dat we harde, kwantitatieve economische data nodig hebben, (…) maar dat we ons er tegelijkertijd van bewust zijn dat het stellen van de juiste vragen interdisciplinair onderzoek vereist.”
Maar Piketty onderscheidt zich niet alleen door zijn interdisciplinaire benadering, maar vooral ook door de concrete beleidsvoorstellen die hij doet. Wanneer economen onderzoek doen naar zaken die dichter bij de status quo liggen, worden hun aanbevelingen niet als politiek gezien. Pas wanneer je zoals Piketty de status quo bevraagt, ben je opeens een politicus. Maar elke wetenschapper grijpt de uitkomst van zijn onderzoek aan om politieke voorstellen te doen, dus dan kun je elke wetenschapper wel een politicus noemen.