Tol
‘End poverty’, stond er deze herfst in koeienletters op de kantoorkolos van de Wereldbank in Washington. Goed idee, maar op de banken in het parkje voor de deur lag in de vroege ochtend de rauwe werkelijkheid te snurken. Ik was er om verslag te doen van de jaarlijkse vergadering van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Terwijl ministers en centrale bankiers van over de hele wereld het gebouw in stroomden, bleven de daklozen zitten waar ze zaten. Omringd door verschoten koffers en uitpuilende vuilniszakken.
Het is de kloof in een notendop. Maar het is ook een plaatje waarin de allergrootste groep Amerikanen ontbreekt. Waar waren al die mensen die zichzelf tot ‘de middenklasse’ rekenen? Elders aan het werk, waarschijnlijk. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Ze moeten wel, want in de Verenigde Staten zijn hun lonen, gecorrigeerd voor inflatie, de afgelopen decennia volgens de statistieken alleen maar gedaald.
Er zijn meer redenen waarom ik niet meteen werd overspoeld door enthousiasme over de American Dream. Zoals de tv-reclames waar geen einde aan komt. In de ene helft praten mannen in witte jassen de kijker angst aan voor ziekten en tekortschietende zorgverzekeringen. In de andere helft worden pensioenbeleggingen van het meest schimmige soort aangesmeerd. Beide categorieën maken misbruik van diepgewortelde angsten bij de kijker. Nu kan ik de eindjes nog aan elkaar knopen, maar hoe moet dat als ik ziek of oud ben?
Ellenlange werkdagen en fundamentele onzekerheid: het deed me nog maar eens beseffen dat de tol die onze economie eist, niet alleen in geld valt uit te drukken. Dat is wel waar we doorgaans als eerste naar kijken. Wat doen de koopkrachtplaatjes? Neemt de ongelijkheid toe? Stijgen de uitkeringen en de lonen wel voldoende? Nee, oordeelden de afgelopen maanden niet alleen de vakbonden, maar zelfs behoudende instituten als het IMF, het Centraal Planbureau en De Nederlandsche Bank. De winsten groeien hard nu de crisis achter de rug is, maar de inkomens van de gewone Nederlander blijven achter.
Toch zijn diens klachten daarmee niet verklaard. Ook wie redelijk kan rondkomen van zijn inkomen, betaalt een prijs. Dat geldt voor de Verenigde Staten, maar ook in Nederland. Ik noem het de valuta van het kapitalisme. Behalve geld zijn er daar nog twee van. Om te beginnen: tijd. Of beter, het gebrek daaraan. Vroeger kon een gezin prima rondkomen van het inkomen van één kostwinner. Tegenwoordig werken beide partners. Dat is een verworvenheid, maar jammer genoeg ook vaak een moetje. Denk alleen al aan de sterk gestegen woonlasten.
De andere munteenheid waarmee in onze economie wordt betaald is onzekerheid. Die Amerikaanse reclames spelen er handig op in. Dat ik daar als Nederlander om kan lachen, is te danken aan onze verzorgingsstaat. Dat is iets om trots op te zijn. Wat niet wil zeggen dat de onzekerheid hier niet toeneemt, bijvoorbeeld op de werkvloer. Eén op de drie werkenden heeft inmiddels een flexibel contract of is zzp’er. ‘In Amerika spreken ze van de fear of falling. Die angst om te vallen zie je hier in Nederland ook’, zei socioloog Godfried Engbersen onlangs bij de presentatie van een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Dat ging helemaal over de kwetsbare positie van de middenklasse.
Die drie valuta van het kapitalisme helpen niet alleen om veel van het Nederlandse onbehagen begrijpen. Ze scheppen ook een perspectief om er gezamenlijk iets aan te doen. Te vaak wordt de discussie over publieke voorzieningen teruggebracht tot een geldkwestie. Hoeveel zijn de ‘sterke schouders’ bereid om te betalen voor de ‘zwakkeren’? Ik heb een hekel aan die termen. Al is het alleen al omdat de verzorgingsstaat in werkelijkheid mede is opgetuigd omdat de rijksten maar wat bang waren voor die toch behoorlijk sterke schouders van de arbeiders. Ze zouden eens in opstand komen.
Kijken we niet alleen naar geld, maar ook naar tijd en onzekerheid, dan wordt direct duidelijk dat bijna iedereen behoefte heeft aan meer sociale veiligheid. En dat we dus ook allemaal belang hebben bij zo’n gemeenschappelijk vangnet. Van betaalbare gezondheidszorg en goede scholen tot een zeker pensioen en een veilige publieke ruimte.
Was in die verzorgingsstaat sinds 1990 veel forser gesnoeid dan nu al gebeurd is, zo rekent de WRR voor in haar rapport, dan was ook in Nederland het aantal middeninkomens niet stabiel gebleven, maar gekelderd van 68 naar 57 procent van de bevolking. Voor de overgebleven middenklassers restte dan nog veel meer angst en onzekerheid om óók te vallen. Voor de grootste pechvogels een bankje in het park.
Bijdrage door Koen Haegens, journalist en auteur van De grootste show op aarde. De mythe van de markteconomie (2015) en Neem de Tijd. Overleven in de to go-maatschappij (2012).
Spanning december 2017: Spanning 6/2017 • Voor Elkaar
- Gemeenschapszin en samenhang: Als een huis met de luiken open
- Jeremy Corbyn: ‘Tegengif tegen apathie en wanhoop’
- Van bevrijding naar verheerlijking
- Identiteitspolitiek: een heilloze weg
- Bernie Sanders: ‘Wanneer wij voor elkaar opkomen’
- Individualisering van Nederland is geen natuurverschijnsel
- 'Zonder publieke ontmoetingsplekken is een wijk ten dode opgeschreven'
- ‘Voor een goed protest heb je een brede basis nodig’
- 'Marktwerking verdient een tegenhanger: gemeenschapswerking'
- Niet rijker, maar gelijker: de weg naar een gelukkige samenleving
- Tol
- Waarom niet technologie het probleem is, maar mondiaal kapitalisme
- Waar we heen willen