Identiteitspolitiek: een heilloze weg
Door het wereldwijde proces van neoliberale globalisering en het wegvallen van het Oostblok als rivaliserende supermacht, maken de vrijemarktadepten vrijwel overal in de wereld de dienst uit. Nationalistische en rechts-populistische partijen slagen er met hun ‘eigen volk eerst’-boodschap doorgaans beter in om daar politiek munt uit te slaan dan socialistische partijen en bewegingen.
Vooral onder invloed van de transformatie van de economie is de structuur van de westerse samenlevingen sterk veranderd. De omvang en het politiek gewicht van de traditionele arbeidersklasse is vrijwel overal sterk gekrompen. Daartegenover staat een sterk gegroeide maar gefragmenteerde middenklasse. Deze transformatie van de samenleving heeft ook de linkse politiek niet onberoerd gelaten. Nieuwe spelers, nieuwe thema’s en nieuwe invalshoeken getuigen daarvan. Identiteitspolitiek, het uitvergroten en zelfs verabsoluteren van de ‘eigenheid’ van groepen die de strijd aanbinden tegen uitbuiting en onderdrukking, is daar een voorbeeld van. Hebben we hier te maken met een verrijking van het traditionele klassenstrijdconcept of is het modieuze nieuwlichterij en de dood in de pot?
Wij-Zij
In de meeste West-Europese landen staan ‘gevestigde’ linkse partijen er weinig florissant voor. Sociaaldemocratische partijen hebben na twintig jaar opzichtig flirten met het neoliberalisme een fundamenteel geloofwaardigheidsprobleem. Maar de realiteit is dat socialistische partijen niet of nauwelijks electoraal weten te profiteren van de neergang van de sociaaldemocratie. Rechts-populisten weten in veel gevallen effectiever munt te slaan uit de afbraak van de verzorgingsstaat, de maatschappelijke veranderingen van de afgelopen veertig jaar en de verminderde betrokkenheid van grote delen van de bevolking bij ‘de politiek’. Het ‘wij’ van rechts is simpel en duidelijk: ‘wij’ zijn de hardwerkende autochtonen; ‘zij’ de migranten, vluchtelingen en moskeebezoekers. Socialisten in West-Europa staan voor de uitdaging om verschillende bevolkingsgroepen ervan te overtuigen dat de belangrijkste tegenstelling een andere is: namelijk die tussen diegenen die de financiële en economische macht bezitten, de crisis hebben veroorzaakt en daarvan geprofiteerd hebben, en aan de andere kant de grote meerderheid van de bevolking die daar al jaren de prijs voor betaalt. Tussen de kleine toplaag die profiteert van het huidige systeem en dit ten koste van alles in stand tracht te houden, en de grote meerderheid die belang heeft bij een fundamenteel andere verdeling van kennis, macht en inkomen. In veel westerse landen hebben zich partijen en bewegingen gevormd die deze analyse onderschrijven en ernaar handelen. Voor hen en ons staat niet de identiteit van de mens centraal, maar de mens als zodanig in zijn met anderen gedeelde zoektocht naar een beter leven.
Identiteiten
Wie je bent is veranderlijk en wordt constant beïnvloed door de samenleving waar je deel van uitmaakt. Identiteit is niet iets waar je mee geboren wordt en dood gaat, maar is constant aan veranderingen onderhevig (Verhaeghe 2013). Dat betekent niet dat identiteit betekenisloos of neutraal is. Je afkomst en ervaringen maken je tot wie je bent, maar bepalen niet eenduidig wie je wordt. Identiteit is nooit af. Je identiteit vormt zich door eigen ervaringen en invloeden van buiten: maatschappelijke processen, publieke opinie, media en deels ook politiek. In het verleden zorgde de verzuiling – een typisch Nederlands fenomeen – ervoor dat veranderingen in identiteit (protestant, katholiek, sociaaldemocratisch en humanistisch) relatief beperkt bleven. Immers, je identiteit werd niet bepaald maar wel strak gestuurd vanaf je geboorte. Je opvoeding vond plaats binnen een zuil, inclusief scholen, sportvereniging, kranten en eigen maatschappelijke organisaties. Hoe je de wereld zag werd daardoor sterk bepaald. Dat dit ertoe leidde dat mensen vaak binnen hun zuil bleven, zal niemand verbazen.
Dat de verzuiling ingehaald is door de moderniteit, is overigens geen reden tot nostalgie. Achter het touwtje door de brievenbus van Terlouw zat in veel gevallen moeder de vrouw die niet eens mocht werken, terwijl de buurman die homo was in de kast zat en de burgemeester, pastoor, dokter en onderwijzer boven elk gezag verheven waren.
Ontzuiling was een bevrijdingsproces, dat mensen meer dan voorheen in staat stelde om de eigen identiteit te verbreden, aan te vullen en te herontdekken. Maar die ‘bevrijding’ van het individu – die in de zestiger en zeventiger jaren doorzette – kreeg in de tachtiger en negentiger jaren een heel nieuwe dimensie. Toen het neoliberalisme opkwam en doorzette, ontstonden vormen van hyperindividualisme, die tot dan toe onbekend waren (Decreus 2017). De achterkant van het verhaal dat het individu de schepper van zijn eigen omgeving en zijn succes is, is dat de persoon die het niet maakt en het niet redt, dat alleen zichzelf kan verwijten. Hebzucht werd een deugd (‘Greed is good’). En waarom zou je bijdragen aan een gezamenlijk vangnet als iedereen de kans heeft iets moois van zijn leven te maken maar sommigen daar niets van bakken? Solidariteit werd binnen die denktrant verminkt tot ‘hulp aan zielenpieten’.
Het nieuwe vrijheidsideaal bleek voor meer mensen een goedkope Hollywood-illusie dan een wenkend perspectief. In een wereld waarin oude, traditionele identiteiten onder druk staan, zoeken mensen naar wat hen houvast biedt, wat hen bindt, naar gemeenschap. En steeds vaker wordt die gevonden in op voorhand vaststaande overeenkomsten, zoals etniciteit, huidskleur of seksuele voorkeur. Nogal wat progressieve universiteiten – zeker in de Verenigde Staten – zijn onder invloed van deze ontwikkelingen bolwerken van identiteitspolitiek geworden. Dat maakt het moeilijk om een brede linkse beweging op te bouwen. Want hoe verbreed je de strijd van jou ‘en de jouwen’ voor een betere samenleving naar andere groepen die heel ‘anders’ zijn (Lilla 2017)?
Eenheid bouwen
Voor alle helderheid: van eenduidige maatschappelijke en politieke identiteiten was ook in de negentiende en twintigste eeuw nooit sprake. Van oudsher probeerden socialisten niet alleen de arbeidersklasse, maar ook middenstanders, boeren, beambten, kleine zelfstandigen, kunstenaars en intellectuelen voor hun politieke idealen en alternatieven te winnen. Naarmate socialisten beter in staat waren om krachten te bundelen en de macht van het getal in het parlement en daarbuiten uit te spelen, slaagden zij er beter in om resultaten te bereiken. Voorbeelden daarvan zijn: de strijd voor het algemeen kiesrecht, de invoering van de leerplicht en het ziekenfonds, de invoering van de AOW en de 40-urige werkweek.
Identiteitspolitiek is geen recente uitvinding en is in veel gevallen een favoriet speeltje van rechts. Naast liberale en conservatieve partijen die zich op het brede publiek richten, zijn er partijen die het voor een specifieke groep opnemen en impliciet afstand creëren tussen ‘hun mensen’ en de rest (van Boerenpartij tot 50Plus, van Denk tot BIJ1) en partijen die specifieke groepen (moslims, vluchtelingen) uitsluiten (PVV en Forum voor Democratie). Wat het gebrek aan eenheid op links betreft, had en heeft dat altijd te maken gehad met strategische verschillen en niet met het uitsluiten van bevolkingsgroepen. Linkse identiteitspolitiek – het benadrukken van etnische, (anti)religieuze, of genderidentiteiten en daarbij uitsluiten van ‘anderen’ – zou je in die zin kunnen zien als een mislukte poging om een progressief alternatief te vormen voor het neoliberale mensbeeld. Het mobiliseren van medestanders veronderstelt een helder vijandsbeeld. Daar is weinig mis mee zolang dit vijandsbeeld gestoeld is op kapitalistische systeemkritiek. Wanneer socialisten wijzen op de uitwassen van de falende marktwerking in de zorg, is er niets dat ze let om daar een gezicht van bijvoorbeeld een miljoenen verdienende verzekeraar op te plakken. De verzekeraar is in dit voorbeeld de vertegenwoordiger van een niet-functionerend systeem dat gericht is op winst maken in plaats van mensen centraal te stellen. Maar het wordt problematisch als groepen mensen worden weggezet als dom, bekrompen en beklagenswaardig. Mensen die niet – of nog niet – het probleem zien met een Gouden Koets of het gebrek aan genderneutrale toiletten. Mensen die zich niet meer veilig voelen in hun wijk (Van Reybrouck 2017).
Mensen die zich vervreemd voelen door merendeels academische discussies over concepten die ze niet of nauwelijks begrijpen, maar die impliceren dat zij onderdeel van het probleem of zelfs schuldig zijn. Niet voor niets zong alt-right voorman Steve Bannon pas nog een lofzang op de identiteitspolitiek van grootstedelijk, elitair links. Zij was het beste cadeau dat hij zich kon wensen, zo zei hij. Want als grote groepen mensen uit de werkende klasse zich weggezet voelen door (elitair) links en zich niet meer door hen begrepen en vertegenwoordigd voelen, zullen ze makkelijker vatbaar zijn voor de valse lokroep van extreem-rechts. Dat beweert hen te accepteren zoals ze zijn en te strijden voor wat zij belangrijk vinden (Stegemann 2017).
Er is dus bar weinig reden om enthousiast te worden van de huidige hausse aan identiteitspolitiek, zowel ter linker- als ter rechterzijde. Socialisten gaan er immers van uit dat mensen meer zijn dan hun huidskleur of afkomst. Identiteiten ontwikkelen zich continu en liggen niet vast, zoals pleitbezorgers van identiteitspolitiek suggereren. Wie zich het recht van spreken toe-eigent – het idee dat een boodschap alleen dan geldig is wanneer deze onder woorden wordt gebracht door degenen die het aangaat: feminisme alleen door vrouwen, antiracisme door mensen die niet wit zijn – werpt bewust of onbewust blokkades op voor georganiseerde solidariteit.
Toegegeven, ook de SP maakt in haar dagelijkse werkzaamheden graag gebruik van ‘ervaringsdeskundigen’, omdat directe ervaring en politieke analyse elkaar versterken. Maar solidariteit met mensen die tot dezelfde subcultuur behoren als jijzelf (of het nu om ouderen, homoseksuelen, echtparen met kinderen, hoogopgeleiden of nieuwe Nederlanders gaat), is weinig meer dan verlicht eigenbelang. Echte solidariteit is inclusief, sluit mensen die ‘anders’ zijn in en is terug te voeren op het uitgangspunt dat we beter af zijn als wij lusten en lasten eerlijk verdelen en naar elkaar omkijken.
De afwijzing van identiteitspolitiek mag niet het eindpunt van ons denken zijn, maar bevat een opdracht en uitdaging aan onszelf. Zijn wij bereid om samen met anderen te werken aan het vormgeven en versterken van onze identiteit? Zijn wij bereid om onze principes van menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit in praktijk te brengen en samen met mensen – die zichzelf niet, of nog niet als socialist beschouwen – te strijden, wanneer hun menselijke waardigheid onder druk staat? Wanneer hun gelijkwaardigheid een mythe is? En wanneer ze onze solidariteit hard nodig hebben?
Als socialist kun je daar niet anders op antwoorden dan met ‘ja’. Daarom zullen wij nooit accepteren dat specifieke groepen op basis van etniciteit, afkomst, religie of seksuele geaardheid gebukt gaan onder uitbuiting, uitsluiting en discriminatie. En zullen wij samen krachten binnen en buiten het parlement mobiliseren om verandering teweeg te brengen. Want een politiek die mensen reduceert tot hun identiteit bij geboorte is en zal nooit een socialistische zijn.
Polarisatie is prima. Het is altijd de strategie geweest van socialisten om de meerderheid in de samenleving te mobiliseren tegen de minderheid van kapitaalbezitters en bazen. Een socialistische politiek polariseert tegen de zittende neoliberale macht. Tegen een toplaag die vooruitgang blokkeert door vast te houden aan haar rijkdom en macht, die bevolkingsgroepen tegen elkaar uitspeelt en via brood en spelen de bestaande (wan)orde in stand probeert te houden. Aan ons de uitdaging om de grote maatschappelijke tegenstellingen tussen arbeid en kapitaal te verbinden met de strijd van specifieke groepen die op achterstand staan of worden gezet. Samen strijden tegen de macht is hier het antwoord. Als wij verdeeld zijn, trekken we aan het kortste eind en is rechts de lachende derde. Om die reden is identiteitspolitiek een heilloze weg.
Bronnen:
- Decreus, Thomas, ‘Links van links: over ‘identity politics’, 1968 en conservatisme’, DeWereldMorgen.be, 15 september 2017.
- Lilla, Mark: ‘How the modern addiction to identity politics has fractured the left’, UK-New Statesman, 18 September 2017.
- Verhaeghe, Paul, Identiteit, 2013.
- Reybrouck, David van, ‘We hebben nog vijf jaar om de democratie in Europa de repareren’, de Volkskrant, 7 oktober 2017.
- Stegemann, Bernd, Das Gespenst des Populismus, 2017.
Spanning december 2017: Spanning 6/2017 • Voor Elkaar
- Gemeenschapszin en samenhang: Als een huis met de luiken open
- Jeremy Corbyn: ‘Tegengif tegen apathie en wanhoop’
- Van bevrijding naar verheerlijking
- Identiteitspolitiek: een heilloze weg
- Bernie Sanders: ‘Wanneer wij voor elkaar opkomen’
- Individualisering van Nederland is geen natuurverschijnsel
- 'Zonder publieke ontmoetingsplekken is een wijk ten dode opgeschreven'
- ‘Voor een goed protest heb je een brede basis nodig’
- 'Marktwerking verdient een tegenhanger: gemeenschapswerking'
- Niet rijker, maar gelijker: de weg naar een gelukkige samenleving
- Tol
- Waarom niet technologie het probleem is, maar mondiaal kapitalisme
- Waar we heen willen