Belastingen zijn niet neutraal
Belast wat onwenselijk is, ontlast wat wenselijk is. Dat is in de kern hoe een belastingstelsel op de waarden van de Green New Deal de wereld kan veranderen.
Wie een rondje geeft op een terras, betaalt meer belasting dan Shell over zijn winst in Nederland. Wie werkt als schoonmaker, betaalt over zijn of haar inkomen naar verhouding meer belasting dan een kolencentrale van NUON over het uitstoten van een ton CO2. Wie een fiets koopt, betaalt daarover meer belasting dan KLM over de kerosine van zijn voltallige vliegtuigvloot.
En zo kunnen we nog even doorgaan.
Makkelijk linksgroen populisme? Prima. Qua belastingen mogen we er namelijk met gestrekt been in: de logica van dit belastingsysteem beloont het leegtrekken van de wereld en vergoot de ongelijkheid. Het belast arbeid in plaats van vervuiling. Het belast zinvolle bedrijvigheid en dienstverlening, en ontlast het ophopen van doelloze miljarden op plekken en manieren die de wereldeconomie uit haar voegen trekt. Het belast kleinschaligheid, en ontlast de grootschalige uitputting van natuurlijke grondstoffen.
Belastingen bepalen hoe we de wereld vormgeven. Ze zijn ongelooflijk effectief in het sturen van gedrag. Toen in de staat New York een belasting van 5 cent werd ingevoerd op plastic tasjes, daalde de verkoop daarvan met 95 procent. Ook roken loopt steeds verder terug door een combinatie van gezondheidscampagnes en belastingverhoging. Met miljoenensalarissen, flitskapitaal en schofterig hoge CO2-uitstoot kan het al even snel gedaan zijn, als we het aan zouden durven die hoger te belasten.
Eigenlijk zijn belastingen dus geweldig. Je kunt er de wereld mee naar je hand zetten. En daarom zijn ze van cruciaal belang in een Green New Deal.
Het heersende frame
Hoe worden belastingen vaak voorgesteld? Belastingen zijn stom. Niemand wil ze betalen. Daarom moeten ze altijd omlaag. Ook schaden ze de economie. Bedrijven kunnen minder investeren, consumenten kunnen minder uitgeven. Belastingen moeten dus zo laag mogelijk zijn, en de collectieve uitgaven dus ook.
Belastingen moeten bovendien nooit politiek zijn. Ze moeten neutraal zijn. Dat betekent dat belastingen geen voorkeur uitspreken over de wenselijkheid van de activiteit die ze belasten. Want in dat geval zouden belastingen een verlengstuk worden van politiek. Dan kunnen we elke vier jaar de belastingwetten omgooien, als er een nieuwe regering aantreedt.
Wat is daar mis mee? Dat je daarmee gevoelig raakt voor het argument dat de schatkistbewaarder van de Franse koning Lodewijk XIV al maakte over belastingen. ‘Belastingen bestaan erin de gans zo te plukken dat je zoveel mogelijk veren, en zo min mogelijk gesis krijgt.’
In die logica wordt het heffen van belasting al snel het zo veel mogelijk geld ophalen met zo min mogelijk weerstand. Arbeid wordt gedaan door mensen. Die vliegen niet zo makkelijk de grens over als ze de tarieven te hoog vinden, in tegenstelling tot hoofdkantoren van multinationals. Het gevolg: werkende mensen betalen steeds meer belasting, het internationale kapitaal steeds minder.
En neutraal? Dat zijn belastingen nu ook al niet bepaald. Eerder geven belastingen de machtsverhoudingen in de samenleving weer. In 2002 haalde de overheid nog 49 procent van haar inkomsten uit belasting op arbeid. Nu is dat 57 procent. Andersom daalde in dezelfde periode de bijdrage van kapitaal juist, van 20 naar 14 procent. Als de tarieven in dit tempo blijven dalen, berekende Tax Justice, int in 2050 geen land in de Europese Unie nog winstbelasting.
Zoals Joris Luyendijk treffend zei: er bestaan twee soorten mensen. Zij die belasting betalen, en zij die te rijk zijn om dat nog te hoeven doen.
Ons frame
Met deze manier van belasten zakt de wereld door z’n hoeven; omdat we de gans van werkende mensen steeds verder kaalplukken, nu de inkomens stagneren en steeds meer kapitaal de belastingen ontstijgt. Maar ook omdat we de belasting van onze levensstijl op de aarde totaal miskennen, die we nu oprekken tot ver over z’n kunnen.
Iets waarvan we de waarde niet benoemen, kunnen we ook niet belasten. Alle vormen van leven op aarde nemen we als een vaststaand gegeven. Daarin nemen we niet mee dat een groot deel van de levensvormen op aarde wordt bedreigd door overconsumptie, klimaatverandering en het uitroeien van ecosystemen. Zolang dit systeem geen geldwaarde koppelt aan de natuurlijke processen waar al het leven op aarde op draait, herkent het de waarde ervan blijkbaar niet. De berekeningen zijn er. Nu al schat het IMF de kosten van klimaatverandering op meer dan 5.000 miljard dollar per jaar. Die worden nu ‘geëxternaliseerd’, oftewel afgewend op de planeet, want dat komt de vervuilers goed uit. Als we deze kosten gaan benoemen, kunnen we ze ook belasten.
Deze manier van belasten staat het ook toe te breken met de eindeloze economische groei, die niet mogelijk is op een eindige planeet. In de huidige verhoudingen dient groei vooral de rijkste één procent, bij wie jaarlijks 83 procent terechtkomt van alle groei die we wereldwijd creëren. Een veel groter deel van de wereldbevolking draagt de gevolgen, in de vorm van uitbuiting van mens en milieu. Met de huidige machtsverhoudingen brengt nog meer groei ons niet verder. Het probleem zit niet in groei, maar in verdeling.
Wat betekent dat voor belastingen?
Belast wat onwenselijk is (het slopen en vervuilen van de wereld), ontlast wat wenselijk is (hardwerkende Nederlanders).
Klinkt dat vaag? We willen allemaal een menswaardig bestaan voor iedereen, op een planeet waarop het leven zichzelf in stand houdt. Dat is de norm waaraan we belastingen afleiden. Vervuiling, uitbuiting en een te grote ongelijkheid belasten we weg; verduurzaming en zinvol werk ontlasten we.
- Qua werk
Het is wenselijk dat mensen werken. De belasting op werk gaat dus flink omlaag. Maar te grote verschillen in beloning vinden mensen onwenselijk en zinloos. Dat blijkt keer op keer uit enquêtes, waar ook ter wereld. Die te grote verschillen belasten we dus. Een toenemend inkomen geeft een toename aan geluk, maar tot een bepaalde grens: in Nederland ongeveer 60.000 euro. Boven dat bedrag vlakt het effect af, en kan de belasting op inkomens ook langzaamaan toenemen. Tot 100 procent bij bijvoorbeeld een half miljoen. Met zo’n tarief zeg je als samenleving: wij vinden het onzin en onwenselijk dat mensen zo’n bedrag krijgen. De directeur van Shell zou er veertig keer minder door verdienen.
- Qua consumptie
Belast onttrokken waarde, ontlast toegevoegde waarde. Dat betekent een serieuze belasting op CO2-uitstoot en andere vormen van vervuiling en uitputting van de planeet. Het gebruik van eindige grondstoffen wordt belast. Het gebruik van hernieuwbare grondstoffen wordt juist goedkoper, net als het recyclen of repareren van allerlei elektronische producten, in plaats van het weggooien en een nieuwe kopen.
- Qua bezit
De verdeling van vermogen in de wereld is extreem scheef en extreem zinloos. Wereldwijd bezitten de rijkste 26 mensen evenveel als de armste helft van de wereldbevolking. Dat is het rechtstreekse gevolg van een economische groei die met name bij de rijkste één procent terechtkomt. In Nederland heeft de rijkste één procent een derde van het vermogen. Ter vergelijking: dat is genoeg om alle extreme armoede acht keer de wereld uit te helpen. Bovenaan de lijst dus: een vermogens(winst)belasting. Die hoeft niet, zoals de huidige vermogensrendementsheffing, al te beginnen bij 30.000 euro, maar zou vooral zwaar moeten gaan wegen boven bijvoorbeeld een miljoen, en niet ontweken kunnen worden. Op een handjevol belastingparadijzen, vaak eilandjes die niemand op de kaart aan kan wijzen, hebben de rijksten ter wereld naar schatting honderdduizend miljard staan (dat is meer dan de omvang van de hele wereldeconomie), geconcentreerd in twintig fondsen. Als je daar één procent vermogensbelasting op zou kunnen heffen, zit je aan duizend miljard per jaar. Dan is de financiering van de Green New Deal gelijk rond.