Jongeren hekelen toenemende ongelijkheid en willen verandering
De patatgeneratie, de verloren generatie, generatie Y, millennials. Het is van alle tijden om de jonge generatie een aparte naam te geven. Wat is er aan de hand met de huidige generatie jongeren? Zijn de vooroordelen waar en zijn zij echt zo egoïstisch, hechten ze veel waarde aan geld en weinig waarde aan vastigheid?
Zes jongeren, in leeftijd variërend van 18 tot 33 jaar. Voor dit artikel vroeg ik hen naar hun leven nu, waar ze over tien jaar hopen te zijn en hoe ze tegen ongelijkheid aankijken. Van deze zes jongeren studeert de helft, de rest werkt.
Wat niet vreemd is, is dat de persoon met de meeste zekerheid (vast werk op zijn opleidingsniveau en geen studieschuld) het minst denkt dat er sociale ongelijkheid is. Jaap: ‘Mijn ervaring tot nu toe is dat er voldoende vangnetten en mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld de studielening, waardoor in principe iedereen kan studeren. Ik heb zelf een lening gehad van 12.000 euro en die is helemaal afbetaald. Ook hoor ik in mijn omgeving eigenlijk niks over mensen die bepaalde dingen, zoals studeren, niet zouden kunnen.’ Floor durft er nog geen uitspraken over te doen: ‘Omdat ik nog studeer, heb ik niet het idee dat ik er al iets zinnigs over kan zeggen. Ik kan me wel voorstellen dat ik het ga ervaren als ik op zoek ga naar een huisje voor mezelf, in plaats van mijn studentenkamer.’ Laura is afgestudeerd en ervaart wel degelijk ongelijkheid. ‘Belangrijke zaken zijn niet altijd gelijk verdeeld. Bepaalde mensen of groepen mensen krijgen minder waardering. Er is niet altijd sprake van gelijke behandeling.’ Ilona sluit zich daarbij aan: ‘Door verschillende afkomsten en financiële omstandigheden zijn de kansen op werk en opleiding niet eerlijk verdeeld.’ Ook Danique benoemt kansenongelijkheid: ‘Ongelijkheid houdt onder meer in dat niet iedereen de kans krijgt om goed onderwijs te volgen.’ Nipun werkt in de kinderopvang: ‘Kinderen die van het speciaal onderwijs komen, hebben minder studierichtingen om uit te kiezen.’
Achtergrond: in welke wereld groeiden zij op?
Na de Tweede Wereldoorlog kwam het postmodernisme op, een stroming die als belangrijkste kenmerk heeft dat al het weten cultureel bepaald is. In andere woorden: de waarheid bestaat niet, het ligt er maar net aan hoe je het bekijkt. Het is een directe diskwalificatie van stromingen, religies en ideologieën die claimen die ‘waarheid’ wel in pacht te hebben. En dat is niet zo gek, gezien de heersende ideologie tijdens de oorlog: het nationaalsocialisme. Dat had niets dan ellende gebracht. Maar ook de spanningen tussen Oost en West speelden een belangrijke rol. De wereld was na de oorlog ‘opgeknipt’ in twee delen: het kapitalistische deel met de Verenigde Staten als leidende factor en het communistische deel met de Sovjet-Unie als aanjager.
Hoewel het postmodernisme na de Tweede Wereldoorlog aan een opmars begon, duurde het een aantal decennia voordat de invloed van de stroming echt merkbaar werd. De generatie na de Tweede Wereldoorlog kende namelijk wel degelijk meer gelijkheid. Nederland stond lange tijd in het teken van de wederopbouw. In de jaren vijftig, zestig en zeventig streefde men naar gelijke kansen voor iedereen. Denk bijvoorbeeld aan een minister-president als Joop den Uyl (premier van 1973 tot 1977), die de uitkeringen en de AOW verhoogde en een minimumloon invoerde. Bijna iedereen in Nederland verdiende redelijk, had vast werk en een huis. Tot de jaren tachtig eraan kwamen.
Aan de vooravond van de jaren tachtig, in 1979, schreef Jean-François Lyotard zijn invloedrijke boek La condition postmoderne: rapport sur le savoir (in het Nederlands verschenen onder de titel Het postmoderne weten: een verslag. Daarin kondigde hij het einde van de grote verhalen aan. Overkoepelende verhalen waren volgens hem onhoudbaar geworden door onder andere technologische vooruitgang. Door de toegenomen welvaart zouden niet langer economische verhoudingen leidend zijn, maar juist talige en symbolische verhoudingen.
Eind 1979 brak eveneens de tweede oliecrisis in het Midden-Oosten uit. Hierdoor steeg de olieprijs in rap tempo, met economische gevolgen voelbaar over de hele wereld. Tegelijkertijd kwamen er in invloedrijke landen als de Verenigde Staten en Engeland conservatieve regeringen aan de macht, met aan het roer respectievelijk Ronald Reagan en Margaret Thatcher. Zij onderschreven het gedachtegoed van de Chicago School, een stroming die onder leiding van Milton Friedman pleitte voor veel meer vrije markt en het beperken van de invloed van de overheid. Ook in Nederland kwamen er rechtse kabinetten, Lubbers I en II, die de verzorgingsstaat flink op de schop namen. Het neoliberalisme, met een politiek van steeds verdergaande vermarkting, werd onder invloed van het postmodernisme ingezet. Want als er geen waarheid meer is, of als de waarheid per individu verschilt, dan komt juist dat individualisme centraal te staan. Zoek het allemaal zelf maar uit. Het postmodernisme ondermijnt iedere vorm van sociale cohesie, doordat een verbindende analyse er niet meer is, ofwel ontkend wordt.
In 1989, na een decennium van rechtse kabinetten in ons land, kwam de Partij van de Arbeid, onder leiding van Wim Kok, weer in de regering. Dat was Lubbers III, dus met het CDA. In datzelfde jaar kwam er met de val van de Berlijnse Muur een einde aan de Koude Oorlog. Oost- en West-Duitsland waren niet langer van elkaar gescheiden en de dreiging van een nucleaire oorlog werd een stuk kleiner. Kreeg Lyotard daardoor gelijk en eindigden hiermee de grote verhalen? De conservatieve filosoof Fukuyama stelt dat dit inderdaad het geval was. Volgens hem is de liberale democratie de ultieme vorm. In de jaren negentig van de vorige eeuw stelde Wim Kok, partij-leider van de Partij van de Arbeid, dat het afschudden van ideologische veren een bevrijding kan zijn. Hij had de daad al bij het woord gevoegd door met liberale partijen in zee te gaan. Van 1994 tot 2002 kregen we in Nederland te maken met twee zogenoemde paarse kabinetten. De PvdA vormde een kabinet met de VVD en D66. De strijd was niet langer ideologisch, maar pragmatisch. Twee ogenschijnlijk tegenstrijdige partijen gingen met elkaar regeren, met D66 als een soort van smeermiddel. Maar ook daarna zagen we louter rechtse regeringen, die alles wat van ons allemaal is verder vermarktten en de zwakste schouders de zwaarste lasten lieten dragen. Ook daar werkte de PvdA vrolijk aan mee.
Mensen die nu jong zijn, zijn dus opgegroeid in een neoliberale samenleving. Een samenleving met (rechtse) politieke partijen die onder invloed van het postmodernisme claimen niet langer ideologisch te zijn. Hun ideologie is de heersende, dus de status quo. Alsof het neoliberalisme geen ideologie is, maar een vaststaand feit. Door de (terecht) negatieve lading van het woord schreef de VVD in 2014 zelfs een boek getiteld Neoliberalisme. Een politieke fictie. In die zin kreeg Lyotard gelijk: als je de heersende ideologie accepteert als iets neutraals of zelfs als iets niet-bestaands, dan eindigt het verhaal. Maar betekent opgroeien in een neoliberale samen-leving ook dat je deze accepteert?
Het ontstaan van een schuldengeneratie
De afgelopen jaren is er voor jonge mensen veel veranderd. Denk dan aan heel concrete dingen, zoals het afschaffen van de studiefinanciering. Sinds de invoering van het schuldenstelsel is er al een afname van bijna 7 procent van het aantal eerstejaarsstudenten. Dat is niet zo gek, gezien de financiële drempels die de regering heeft opgeworpen om te kunnen studeren. Een gemiddelde schuld zal in dit stelsel zo’n 30.000 euro bedragen. En dat is nog maar een gemiddelde: de meeste studenten zijn vanwege allerlei redenen niet na vier jaar klaar met studeren. Door dit stelsel dreigt er een schuldengeneratie te ontstaan. In de Verenigde Staten zorgt dit al voor veel problemen. The Guardian schreef in maart nog over een meisje met een schuld van 125.000 dollar, terwijl ze haar studie niet eens had afgerond. Dat is een schuld waar je je leven lang niet meer vanaf komt. Ook van de jongeren die ik sprak hebben er vijf een schuld (gehad), eentje richting de 30.000 euro. En drie van hen studeerden toen er nog wel studiefinanciering was. Ilona zegt erover: ‘Veel jonge mensen kunnen geen studie beginnen omdat het te veel geld kost.’
Voorstanders van het schuldenstelsel stellen dat het hebben van een schuld geen probleem is, want die betaal je met je goede baan zo af. Los van het perverse idee van geld lenen om een opleiding te kunnen volgen, is het niet zo’n feest. Veel jongeren die afgestudeerd zijn hebben of geen werk, of werk dat flink onder hun opleidings-niveau ligt.
Ook Laura ervaart dit. Zij heeft een masteropleiding afgerond, maar werkt als administratief medewerker en editor. ‘Ik ben tevreden met mijn leven nu, ik hoop alleen op een vaste baan op mijn niveau.’ Afgelopen jaar verscheen er een rapport van de Onderwijsinspectie waaruit blijkt dat de ongelijkheid in het onderwijs toeneemt. De inspectie concludeert dat de verschillen tussen leerlingen met lager en hoger opgeleide ouders toenemen. Het lijkt haast alsof we weer in de negentiende eeuw zijn beland: wie als dubbeltje is geboren, zal nooit een kwartje worden.
Tussen wal en schip
De toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt is ook een goed voorbeeld van de neoliberale werkelijkheid. Veel jongeren zijn tijdelijk in dienst en worden ontslagen op het moment dat een werkgever ze een vast contract moet gaan aanbieden. Trouw schreef onlangs dat nog maar een kwart van de jongeren tussen de 20 en 25 jaar zelfstandig kan rondkomen. En uit cijfers van het CBS blijkt dat in 2015 maar liefst zeven op de tien afgestudeerden die werk vonden, een flexibel dienstverband had. Naast de factor onzekerheid, verdienen mensen met een flexcontract zo’n 35 procent minder dan hun collega’s in vaste dienst. Flexwerkers zijn veel goed-koper dan mensen in vaste dienst, dus ergens is het wel begrijpelijk dat bedrijven er dol op zijn. Maar het gaat wel ten koste van de zeggenschap op de werkvloer. Mensen die vrezen voor hun baan, zijn niet geneigd om kritiek te leveren. Daarnaast zullen werkgevers niet snel investeren in (interne) opleidingen, want de werknemer is toch zo weer weg. Ilona: ‘Ongelijkheid moet aangepakt worden, zodat de mensen die de minste kansen krijgen ook zekerheid hebben op een baan.’
De huizenmarkt is ook een rommeltje: een kamer vinden in studentensteden is een haast onmogelijke opgave, om nog maar te zwijgen over de wachtlijsten die er zijn voor betaalbare huurwoningen. Veel mensen vallen tussen wal en schip. Onder andere Trouw schrijft over mensen die nergens heen kunnen. Ze verdienen te veel voor huurtoeslag of een sociale huurwoning, maar ze krijgen door hun flexibele contract geen hypotheek bij de bank. Huren in de vrije sector is vaak geen optie, want het aanbod is klein waardoor de prijzen torenhoog zijn. Waar moet je dan naartoe? Sommige jongeren gaan noodgedwongen weer bij hun ouders wonen. Ze kunnen geen eigen leven opbouwen.
Grote verschillen
Ervaren de jongeren die ik sprak sociale ongelijkheid? Of denken ze dat zij het wel redden? Floor: ‘Sommige mensen moeten, mede doordat hun ouders bijvoorbeeld deels arbeidsongeschikt zijn, meer geld voor hun studie lenen dan anders het geval was geweest. Ook ken ik mensen die vanwege hun leeftijd erg lang moesten solliciteren om aan een nieuwe baan te komen.’ Laura: ‘Ik werk als vrijwilliger bij vluchtelingen en ik zie daar veel sociale ongelijkheid. Denk aan lang wachten tijdens de procedure, niet mogen werken, weinig geld, geen gelijke behandeling en discriminatie. Daarnaast ervaar ik in het algemeen vaak grote verschillen tussen arm en rijk in de samenleving. Bijvoorbeeld in mijn eigen familie, waarin mensen door persoonlijke omstandigheden – ziekte en het overlijden van andere familieleden – nooit een opleiding hebben gevolgd en daardoor niet aan werk kunnen komen.’
Kan je in Nederland bereiken wat je maar wilt? Volgens Jaap wel: ‘Er zijn voldoende uitkeringen en mogelijkheden, dus daar zal het niet aan liggen. Als je hard werkt, kan je een hoop bereiken.’ Volgens de anderen ligt dat toch anders. Laura: ‘Dit is natuurlijk niet altijd zo, er zijn altijd zaken waar je geen invloed op hebt, zoals je gezondheid, waar je wordt geboren en je capaciteiten. Niet iedereen krijgt dezelfde kansen en heeft dezelfde mogelijkheden.’ Ook Nipun ziet dit: ‘Het ligt eraan wat voor opleidingsniveau en wat voor middelen je hebt. En uit wat voor milieu je komt.’ Volgens Floor moet je bereid zijn offers te maken. ‘Denk aan meer geld lenen als je door wilt studeren, waardoor je al met 10-0 achterkomt. Maar uiteindelijk bereik je dan misschien wel wat je wilt, ook al kun je pas later dan je hoopte bijvoorbeeld een hypotheek krijgen. Persoonlijke omstandigheden kunnen natuurlijk voor uitzonderingen zorgen.’ Ilona zegt erover: ‘Je kan alles bereiken als je veel geld hebt.’
Optimisme en zorgen
In zestien Europese landen loopt het grootschalige project Generation What, dat probeert een beeld te schetsen van de huidige generatie 15- tot 34-jarigen. Omroep BNN voert dit uit in Nederland. Allerlei vragen komen daarbij aan bod: over politiek, over de liefde en over werk. Wat opvalt, is dat de antwoorden over maatschappelijke thema’s in dit grootschalige onderzoek grotendeels overeenkomen met het beeld van de jongeren die ik interviewde.
Er komt een positief beeld uit over de toekomst: 86 procent van de jongeren die meededen aan het onderzoek denkt in zekere mate bij de mensen te horen die de meeste kans hebben op een succesvol leven. En 77 procent is optimistisch over de toekomst. Over het heden zijn de resultaten een stuk negatiever. Zo is 83 procent van de deelnemers het eens met de stelling dat banken en geld de wereld regeren. 77 procent stelt dat er te veel ongelijkheid is. Ook maken veel jongeren zich zorgen over het vinden van een baan: maar liefst 42 procent. Onder studenten is dat zelfs 49 procent. 65 procent van de jongeren zegt dat er te veel individualisme is. 80 procent zegt dat er te veel armoede is. 75 procent zegt dat de kloof tussen arm en rijk steeds groter wordt. 82 procent zegt dat geld te belangrijk wordt gevonden in de hedendaagse samenleving. Danique: ‘Voor mij zijn de belangrijkste dingen in het leven vrijheid van studie en dat iedereen gelijk wordt behandeld.’
Dat biedt hoop voor de toekomst. Jongeren ervaren en erkennen de problemen van de neoliberale samenleving, maar denken dat hun toekomst er rooskleurig uitziet. Is dat omdat ze individualistisch zijn en denken dat rampspoed hen niet overkomt? Integendeel. 67 procent van de jongeren zegt dat je het niet redt in het leven zonder sociaal te zijn. We moeten het samen doen. De politiek wordt niet vertrouwd, maar vakbonden wel. 60 procent van de jongeren heeft vertrouwen in de vakbond. Dat hebben we afgelopen jaar ook gezien. Beweging Young & United, gestart door FNV, zag het licht en overwon. Jongeren knokten samen tegen het onrechtvaardige jeugdloon – en met succes: het is deels afgeschaft. Danique: ‘Je kunt je omstandigheden veranderen door voor je doelen te gaan en je aan te sluiten bij een politieke organisatie en acties gaan voeren.’ Ook de andere jongeren die ik sprak, zijn positief over de toekomst. Ze hopen allemaal op geluk, werk dat ze leuk vinden en een fijne relatie.
Taak voor de SP
In dat positieve verhaal ligt ook een taak voor de SP. Mensen komen niet in actie omdat ze het slecht hebben, maar omdat er hoop is op een betere toekomst. Veel jongeren maken dezelfde analyse als wij. Er is sprake van toenemende ongelijkheid in Nederland en daar moeten we iets aan doen. Jongeren van nu zijn relatief gelukkig, maar willen zeker wel in actie komen voor dingen waar zij zich zorgen over maken. Zeker als dat met een positieve en brutale insteek kan. Dat is ook de kracht van Young & United. Maar ook op minder concrete thema’s zien we dat jonge mensen van zich laten horen, zoals waar het gaat om de oorlogen die gevoerd worden in het Midden-Oosten.
De SP heeft de ideeën om het drastisch anders te doen. Denk aan onze plannen voor het onderwijs: meer zeggenschap voor studenten en docenten, een leefbare studiebeurs en in de toekomst het afschaffen van les- en collegegeld. Ook op het gebied van werk moet er veel veranderd worden. Het moet goedkoper worden om mensen vast in dienst te nemen. Daarnaast moeten er meer woningen bijgebouwd worden in de sociale huursector, zodat de woningnood teruggedrongen kan worden. Als meer mensen vast werk hebben, wordt het kopen van een huis ook weer eenvoudiger. Vijf van de zes jongeren die ik sprak, vinden dat er meer moet gebeuren in Nederland om sociale ongelijkheid aan te pakken. Nipun: ‘Als we dat doen, dan krijg je meer welvaart en betere oplossingen voor mensen die het sociaal moeilijker hebben.’
Danique (18) volgt de opleiding Juridisch Administratief Medewerker (mbo) en heeft geen bijbaantje meer. Haar studieschuld blijft onder de 15.000 euro. Ilona (19) doet een opleiding tot secretaresse (mbo) en werkt daarnaast als schoonmaakster. Haar studieschuld zal onder de 5000 euro blijven. Floor (23) studeert Kunstgeschiedenis (wo). Ze heeft daarnaast een bijbaan als verkoopster en een studieschuld tussen de 25.000 en 30.000 euro. Laura (23) heeft Taalwetenschappen gestudeerd (wo). Ze werkt als administratief medewerker, editor en student-assistent (geen vaste contracten) en doet vrijwilligerswerk bij een vluchtelingenopvang. Haar studieschuld bedraagt minder dan 10.000 euro. Jaap (30) heeft Supply Chain Management gestudeerd (wo) en heeft een vaste baan op zijn opleidingsniveau. Hij heeft zijn studieschuld van onder de 15.000 euro afgelost. Nipun (33) heeft Sociaal Pedagogisch Werk gestudeerd (mbo) en heeft een vaste baan bij een kinderopvang. Hij heeft geen studieschuld gehad. * Op verzoek van de geïnterviewden zijn enkele voornamen gefingeerd. |