De aanpak van oneerlijke handelspraktijken: Macht en onmacht in de voedselvoorziening

We zien het allemaal weleens: een aanbieding in de supermarkt waarbij we ons afvragen hoe daar ooit iemand geld aan heeft kunnen verdienen. Hoe kan een kip of een zak uien in hemelsnaam zo goedkoop zijn? Natuurlijk zijn we als consument blij met zo’n koopje, zeker als we krap zitten, maar tegelijkertijd voelen we aan dat er ergens onderweg ook verliezers moeten zijn. Wie zijn de verliezers in de keten van de voedselvoorziening? En wat kunnen we eraan doen?

Ons voedsel gaat over heel wat schakels voor het op ons bord ligt. Met deze zogenoemde voedselvoorzieningsketen zijn grote belangen gemoeid. Er werken in Europa ruim 47 miljoen mensen in deze sector en de totale waarde van de EU-markt voor detailhandel in voedingsproducten wordt geschat op 1,05 miljoen euro. Inwoners van de Europese Unie besteden gemiddeld 14 procent van hun huishoudelijke uitgaven aan voedsel. Het is dan ook van groot belang dat de voedselvoorzieningsketen goed en eerlijk functioneert en dat er geen oneerlijke handelspraktijken plaatsvinden.

Machtsconcentratie

De laatste jaren zien we in heel Europa een steeds grotere machtsconcentratie bij grote bedrijven in de voedselproductiesector, vooral in de verwerkingsindustrie en de detailhandel. Het Centraal Bureau voor de Leefomgeving heeft in een rapport in 2012 die concentratie op een specifiek punt in de Nederlandse keten treffend in beeld gebracht: slechts 5 inkoopkantoren zijn verantwoordelijk voor de levering van voedsel aan 25 supermarktformules. En dat terwijl de inkopers weer inkopen bij 6.500 levensmiddelenfabrikanten, die op hun beurt weer zaken doen met ruim 65.000 boeren en tuinders. De supermarktformules beslaan vervolgens 4400 supermarktfilialen, die op hun beurt 7 miljoen huishoudens bedienen. Deze inkoopkantoren en supermarktketens hebben dus veel macht, je kunt haast niet om ze heen.

Waar veel macht zit, ligt misbruik op de loer. Oneerlijke handelspraktijken binnen de voedselvoorzieningsketen steken vooral de kop op wanneer de onderhandelingsposities ongelijk zijn, door de toegenomen marktmacht van een klein aantal multinationals. Om bij het voorbeeld van de vijf grote inkoopkantoren te blijven, die kunnen wel tegen individuele leveranciers en afnemers zeggen ‘voor jou tien anderen’, maar andersom gaat die vlieger niet op. De zwakste schakel in de keten heeft dan het nakijken. Vaak zijn dit de kleine boerenbedrijven. Het gevolg van oneerlijke handelspraktijken kan zijn dat die bedrijven zich door lagere inkomsten en gebrek aan zekerheid genoodzaakt zien om te snoeien in investeringen en innovatie, bijvoorbeeld op het gebied van milieubescherming, arbeidsomstandigheden en dierenwelzijn. Oneerlijke handelspraktijken zijn daarom niet alleen nadelig voor de bedrijven zelf, maar ook voor mens, dier en milieu.

Oneerlijke handelspraktijken

Oneerlijke praktijken kunnen in elk stadium van de handelsrelatie voorkomen. Tijdens de onderhandelingen over een contract bijvoorbeeld. Maar ook het contract zelf kan oneerlijke elementen bevatten, of er kunnen oneerlijke en onaangekondigde wijzigingen worden aangebracht nadat het contract is gesloten.

Enkele voorbeelden die het Europees Parlement benoemt:

• Betalingsachterstanden.

• Eenzijdige wijziging van de voorwaarden van een overeenkomst, of wijziging van deze voorwaarden met terugwerkende kracht.

• Verzuimen om voldoende gedetailleerde en ondubbelzinnig geformuleerde informatie te verstrekken met betrekking tot de voorwaarden van een overeenkomst.

• Weigeren om een schriftelijke overeenkomst te sluiten.

• Plotseling en ongerechtvaardigd annuleren van een overeenkomst.

• Oneerlijke overdracht van commercieel risico.

• Eisen van betaling voor goederen of diensten die voor een van de contractpartijen geen enkele waarde hebben.

• Kosten in rekening brengen voor fictieve diensten.

• Gedwongen medewerking aan publiciteit en kosten in rekening brengen om goederen een opvallende plaats in de winkel te geven.

• Druk uitoefenen om de prijzen te verlagen.

 

Dennis de Jong

Er zijn spelregels nodig

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er een einde komt aan dergelijke oneerlijke handelspraktijken? Aan de ene kant zou het goed zijn als de macht wordt gebroken. Dat gebeurt hier en daar al, waar boeren hun producten op boerenmarkten rechtstreeks aan de consumenten aanbieden en zo alle tussenschakels uit de keten omzeilen. Ook duurzame maaltijdboxen, zoals van Willem & Drees, waarbij biologische producten direct van de regionale boer aan de consument worden geleverd zijn hier een mooi voorbeeld van. Maar zulke initiatieven zijn niet overal haalbaar en voor iedereen bereikbaar. Op de korte termijn zullen de marktverhoudingen in de keten dan ook niet wezenlijk verbeteren. Daarom zijn er spelregels nodig, met serieuze consequenties voor wie zich er niet aan houdt. De meningen lopen uiteen over de vraag hoe dit moet worden aangepakt. Via strakke Europese wetgeving?

SP-EuroparlementariĆ«r Dennis de Jong houdt zich, als lid van de parlementaire commissie Interne Markt, al jaren met dit onderwerp bezig. Hij kiest voor een pragmatische opstelling: het is belangrijk om altijd te blijven kijken naar de praktische effecten van voorstellen, vooral voor kleine boeren en ondernemers. Worden die werkelijk beter van een voorstel voor keiharde wetgeving? Dat is nog maar de vraag. Juist wanneer de macht zo geconcentreerd is, krabt een kleine ondernemer zich wel even goed achter de oren alvorens een supermarktketen voor de rechter te slepen. Zo’n rechtszaak kan immers jaren duren en verdere samenwerking zal er niet meer inzitten. Dit heet de fear factor en is een serieus probleem. Ondernemers zouden daarom meer gebaat zijn bij andere, goedkopere en meer laagdrempelige mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld een onafhankelijke bemiddelende instantie. Het is dan wel van belang dat alle deelnemers uit de voedselvoorzieningsketen daarbij aangesloten zijn. Ook zou het mogelijk moeten zijn voor gedupeerden om een klacht vertrouwelijk in te dienen, juist om te voorkomen dat zij uit angst voor represailles geen actie ondernemen. In 2013 schreef Dennis de Jong hierover een rapport met aanbevelingen die werden overgenomen door het Europees Parlement. Daarmee steunde het parlement ook de oproep dat het mogelijk moet zijn voor kleine leveranciers om producentengroeperingen op te zetten. Zo kunnen ze een sterkere onderhandelingspositie innemen, zonder het meteen aan de stok te krijgen met de nationale mededingingsautoriteiten.

Eigen initiatief

In 2011 is vanuit de sector zelf een lijst opgesteld met voorbeelden van eerlijke en oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen. Alle deelnemers aan dit initiatief hebben daarbij beloofd zich te onthouden van praktijken die in de lijst als oneerlijk worden beschreven. Dit is in 2013 uitgewerkt tot een volwaardig mechanisme, dat bedoeld is om de oneerlijke handelspraktijken aan te pakken: het Supply Chain Initiative (SCI). Helaas bleek al snel dat de Europese koepelorganisatie van boerenbelangenorganisaties Copa-Cogeca zich weliswaar achter de principes had geschaard maar zich toch niet aansloot bij het initiatief. Met als reden dat de vertrouwelijkheid van het indienen van een klacht niet goed geregeld was, evenmin als mogelijke sancties op overtredingen van de regels. Hierdoor verloren de boeren hun interesse om mee te doen.

Hoewel er inmiddels in verschillende landen proeven lopen om oneerlijke handelspraktijken aan te pakken via dit model, lijkt het SCI dan ook ontoereikend.

De druk om met wetgeving te komen neemt derhalve toe, want nog steeds worden overtredingen geconstateerd en nog steeds zit de factor angst de zwakste schakels uit de keten in de weg om voor hun belangen op te komen. In 2016 heeft het Europees Parlement opnieuw een resolutie aangenomen waarin alle EU-lidstaten worden opgeroepen om overheidsinstanties of gespecialiseerde organen op te richten of te erkennen op nationaal niveau, met de bevoegdheid om op te treden tegen oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen. Dergelijke overheidsinstanties zouden ook de bevoegdheid moeten krijgen om onderzoeken te openen en te verrichten. Op eigen initiatief en op basis van informele informatie of klachten die op vertrouwelijke basis worden behandeld, om daarmee de angst weg te nemen.

Wat wil de landbouw-Eurocommissaris?

Het vrijwillige SCI is nog altijd in ontwikkeling en voelt de hete adem van de Europese Commissie in de nek. De Europese commissaris van Landbouw, Phil Hogan, is namelijk van plan om wetgevende voorstellen in te dienen om de positie van met name boeren in de voedselvoorzieningsketen te verbeteren. De supermarkten zijn direct een intensieve lobby begonnen tegen mogelijke Europese wetgeving. Zij waarschuwen dat door de boeren extra te beschermen de kosten omhoog zullen gaan, met als uiteindelijk effect hogere voedselprijzen voor de consument.

Hogan hoopt in april met een voorstel te komen; hoe dat er uit gaat zien is nog niet zeker. De krampachtige reactie van de supermarkten, waarbij ze ook nog beweren dat de beschuldigingen van oneerlijke handelspraktijken anekdotisch van aard zijn, geeft aan dat de verhoudingen nog lang niet in balans zijn. Misschien zijn bij de rechter afdwingbare spelregels uiteindelijk dan toch de beste oplossing. Niet om direct naar te grijpen, maar als laatste middel, wanneer ook de vriendelijke weg via bemiddeling niet loopt. Het is mogelijk dat, juist door het invoeren van een wet, meer spelers in de voedselketen zich bij initiatieven als het SCI aansluiten, waardoor deze vorm van bemiddeling effectiever wordt en een gang naar de rechter niet nodig is.

De tijd is aangebroken om de macht van de multinationals te breken. De SP pakt dit bij voorkeur zodanig aan dat het voor kleine en zwakke schakels in de keten eenvoudig is om oneerlijke handelspraktijken aan de kaak te stellen en deze op te lossen. Het is afwachten waar de Eurocommissaris mee gaat komen. Dit wordt zeker vervolgd.