Democratie zonder keuze
Als bedrijven politieke partijen gaan sponsoren zijn Amerikaanse toestanden een feit. De Amsterdamse politicologen Kees Brants en Philip van Praag zien in hun recente onderzoek naar de verkiezingen van 1998, Tussen beeld en boodschap, geen aanleiding om te spreken van een ‘amerikanisering’ van de Nederlandse politiek. De volgende verkiezingen kunnen wel eens een heel ander beeld geven.
Ondanks de anderhalf miljard dollar aan verkiezingspropaganda deed op 7 november minder dan de helft van de Amerikanen mee aan de verkiezingen. De lage opkomst hangt samen met de beperkte keuze. Al Gore en George W. Bush hebben zich tijdens de drie ‘grote TV-debatten’ nauwelijks van elkaar te onderscheiden – en dat was ook niet de bedoeling. Zij aasden op dezelfde kiezers en hielden andere smaken voor het electoraat verborgen. Gezamenlijk hebben zij twee andere prominente deelnemers, Ralph Nader van de Green Party en Pat Buchanan van de Reform Party, geweerd van de debatten, terwijl bijna twee derde van de Amerikanen volgens een peiling juist wel een discussie wilde tussen deze vier kandidaten. Desondanks weigerde de Commission on Presidential Debates de twee dwarsliggers uit te nodigen – niet vreemd als je weet dat de commissie wordt gefinancierd door... Democraten en Republikeinen.
Door dit soort machinaties ging de kans verloren meer politieke diversiteit te bieden aan de mensen die nu thuisbleven. De stem van de thuisblijvers, die grotendeels bestaan uit armen, etnische minderheden en jongeren, werd in de campagnes niet gehoord: in de debatten tussen Gore en Bush werden onderwerpen die hen aangaan, zoals goede en goedkope huizen, gezondheidszorg en onderwijs, het drugsprobleem en de jeugdcriminaliteit, niet aangeroerd. Gore en Bush spraken evenmin over hulp aan Afrika en de gevolgen van de globalisering voor derde wereldlanden.
Het politieke oligopolie van Democraten en Republikeinen in de Verenigde Staten wordt in stand gehouden door formele en financiële restricties. In de meeste staten moeten een maand voor de verkiezingen steunhandtekeningen worden opgehaald. Zo werden in Illinois de 39.000 handtekeningen die de Green Party daar verzamelde, door de Democraten juridisch aangevochten, omdat vrijwilligers de formulieren niet volledig hadden ingevuld. Toegang tot de kiezers wordt in Amerika in de media gekocht. Het benodigde geld wordt veelal opgehaald bij dezelfde sponsors, zoals AT&T, Coca-Cola, Exxon Mobil en Microsoft. Gore en Bush besteedden ruim anderhalf miljard aan hun campagnes, terwijl Nader het moest doen met 4 miljoen dollar aan particuliere giften ontvangen, veelal opgehaald tijdens politieke bijeenkomsten.
De Amerikaanse democratie verkeert in een financiële houdgreep: armen, jongeren en minderheden stemmen in grote getale niet; alternatieve kandidaten hebben onvoldoende geld om hun problemen op de agenda te plaatsen; daardoor keren nog meer kiezers zich af van de politiek. Om uit deze impasse te komen kijken Nader en de zijnen graag naar Nederland.
Op dit moment krijgen politieke partijen in Nederland gezamenlijk ongeveer 10 miljoen gulden overheidssubsidie. De rest van hun inkomsten komt van leden, via contributies, giften en afgesproken afdrachten van volksvertegenwoordigers. De teruglopende ledenaantallen en de lagere opkomst bij verkiezingen hebben geleid tot een roep om hervormingen. Om meer geld vrij te maken voor de campagnes zijn voorstellen gedaan om partijen minder door het publiek en meer door de overheid te laten financieren. Met name PvdA en Groen Links zijn daar voor. De SP is van mening dat meer overheidssubsidie niet wenselijk is – partijen moeten hun eigen broek ophouden en hun zelfstandigheid ten opzichte van de overheid behouden. Partijen kunnen dat als ze erin slagen permanente ledengroei te realiseren en de participatiegraad van de leden te bevorderen. Een andere methode is stevige afdrachtregelingen voor volksvertegenwoordigers. Op alle drie de punten scoort de SP positief in vergelijking met andere partijen.
De pleidooien voor meer overheidssubsidie worden ook door de VVD afgewezen. De liberalen denken vooral aan het oplossen van hun financiële problemen door gebruik te maken van sponsoring. De partij beet onlangs het spits af door haar congres deels met sponsorgeld te bekostigen. Een omstreden besluit, dat onder meer door CDA-voorzitter Manix van Rij in de Volkskrant gehekeld werd.
De afwijzende reacties op het VVD-besluit zijn terecht. Sponsoring raakt een principieel punt van onze partijdemocratie, zo schrijft ook minister van Binnenlandse Zaken De Vries in een notitie over partijfinanciering van 25 september. De financiële positie van de partijen raakt uit balans. Dat kan volgens hem de politieke verhoudingen beïnvloeden. Wettelijke maatregelen tegen sponsoring hebben echter niet zijn voorkeur.
Wij denken dat daar wél reden voor is. Als de geest eenmaal uit de fles is; krijgen we hem daar niet meer in terug. Vandaar dat de SP zowel in de Kamer als in het periodieke overleg met partijvoorzitters/-secretarissen een wettelijk verbod op sponsoring bepleit en, totdat het zover is, het sluiten van een convenant tussen partijen hierover nastreeft. Als we daarin slagen, kunnen we Amerikaanse toestanden ook in de toekomst vermijden. Dat is wel zo goed voor onze democratie!