De zinloze en mislukte oorlog in Afghanistan
We zijn constant voorgelogen. Dat is de keiharde uitspraak over de oorlog in Afghanistan van John Sopko, de Special Inspector General for Afghanistan Reconstruction. Hij deed deze uitspraak eind vorig jaar in reactie op het vrijkomen van de Afghanistan papers – de honderden interviews met directbetrokkenen, vooral Amerikanen, bij de oorlog.
Wat vooral opvalt in deze door de Amerikaanse krant de Washington Post aan de geheimhouding ontrukte Afghanistan papers, is de grote afstand tussen dat wat politici het volk voorschotelden, en wat hoge generaals, diplomaten en andere geïnterviewden werkelijk dachten. Mooie, continu herhaalde woorden over vooruitgang, de opbouw van Afghaanse veiligheidsdiensten, de strijd tegen corruptie in Afghanistan en tal van andere onderwerpen werden regelrecht tegengesproken als de camera niet draaide, als er geen journalisten aanwezig waren. Kortom, als men wel eerlijk kon zijn.
Wie de Afghanistan papers leest, kan niet om de pijnlijke conclusie heen dat de permanente oorlog in Afghanistan mislukt en zinloos is.
Dit betreft vooral de Amerikaanse politieke discussie, maar vorige week werd duidelijk dat ook hier geregeld niet de waarheid is verteld. Dat blijkt uit de zogenoemde post-missie beoordeling over de ‘politietrainingsmissie’ in Kunduz van 2011 tot 2013. In dit rapport staan schokkende bevindingen. Door manipulatie van statistieken is bijvoorbeeld een veel rooskleuriger beeld neergezet van het aantal getrainde agenten. Agenten werden meerdere keren meegeteld, certificaten werden uitgedeeld aan agenten die dit niet verdienden, zelfs koks en schoonmakers werden opgenomen in de statistieken en agenten die de opleiding niet hadden afgerond. Datzelfde geldt voor alfabetiseringscursussen voor agenten. Daar werden zelfs afvallers in de statistieken meegenomen.
Deze leugens waren het gevolg van druk, staat in het rapport. Ook druk vanuit Den Haag. Om draagvlak in de Tweede Kamer te behouden (steun van GroenLinks was nodig voor een meerderheid) voor deze, onder de bevolking zeer impopulaire missie werden statistieken uit de duim gezogen.
Er werd niet alleen gemanipuleerd. Informatie werd ook achtergehouden. De Kunduz-missie ging gepaard met allerlei onrealistische, zelfs ronduit naïeve voorwaarden – voorwaarden waar een meerderheid van de Tweede Kamer én het kabinet, ondanks waarschuwingen uit allerlei hoeken, mee akkoord ging. Eén zo’n voorwaarde was dat door Nederland opgeleide agenten niet voor offensieve militaire operaties mochten worden ingezet.
In de post-missie beoordeling staat dat algemeen bekend was bij betrokkenen bij de missie dat Afghaanse agenten ook ingezet werden in offensieve operaties tegen de Taliban. En hoewel aangekaart werd bij Afghaanse commandanten dat dit tegen de afspraken was, kon niet voorkomen worden dat agenten offensief werden ingezet en er dus niet aan de wens van de Kamer kon worden voldaan, aldus het rapport.
Tot op de dag van vandaag is de Kamer nooit in dergelijke heldere woorden gemeld dat deze afspraken zijn geschonden. Dat is extra pijnlijk omdat het premier Rutte zelf was die in het debat over de Kunduz-missie in januari 2011 stelde er persoonlijk garant voor te staan dat alle voorwaarden zouden worden nagekomen. Hij merkte daarbij zelfs op dat het schenden van gemaakte afspraken kan leiden tot de ultieme consequentie, namelijk stoppen met de missie.
De misleiding, manipulatie en de leugens beperkten zich niet tot de missie in Kunduz. Er zijn tal van voorbeelden bekend van de jaren daarvoor, vooral als gevolg van goed spitwerk van radioprogramma Argos en andere media. Anders dan de Kamer werd voorgehouden, heeft Nederlands militair personeel, commando’s, bijvoorbeeld wel degelijk meegedaan aan de Amerikaanse vechtmissie Enduring Freedom, al in 2002, stelt Argos.
Ook werd een executie van ontsnapte gevangenen door de Afghaanse veiligheidsdienst NDS, in 2002, de Kamer niet gemeld. Dit terwijl de NDS de organisatie was waar Nederland later, tijdens de missie in Uruzgan van 2006 tot 2010 gevangenen aan zou overdragen.
Door Nederland overgedragen gevangenen aan de NDS zouden niet zijn gemarteld, was de stellige conclusie in de eindevaluatie over de missie in Uruzgan. Maar recent, na een publicatie van dagblad Trouw, bleek dit onjuist en moest minister Blok van Buitenlandse Zaken de woorden van zijn voorganger terugnemen.
Ook wat betreft slachtoffers als gevolg van Nederlands optreden is niet eerlijk gecommuniceerd. Een ernstig voorbeeld betreft een gewapend treffen in Deh Rawod in 2006 waarbij zo’n zestig doden zouden zijn gevallen, zo bleek uit door WikiLeaks geopenbaarde stukken, terwijl het ministerie van Defensie enkel melding maakte van ‘mogelijke slachtoffers’. Niet geheel toevallig is dat dezelfde terminologie die werd gehanteerd toen zo’n zeventig burgerdoden vielen door een Nederlandse bom in Hawija, Irak. Er is in Afghanistan grootschalig geweld gebruikt – het was vooral een vechtmissie; niet een wederopbouwmissie zoals de Kamer werd voorgehouden – maar wij weten nauwelijks wat de gevolgen hiervan zijn. Nog steeds niet.
Tijdens het debat gisteren over de Afghanistan papers en de leugens over de Kunduz-missie stelde ik minister Blok een heldere vraag: wie neemt verantwoordelijkheid voor de jarenlange leugens over deze mislukte oorlog? Een serieus antwoord op die vraag volgde niet. Ook collega-Kamerleden, die ik dezelfde vraag voorhield, wilden geen consequenties verbinden aan het voorliegen van het parlement en de bevolking. Onbegrijpelijk.