Nederland moet illegale oorlog niet willen steunen
Kan Nederland in de toekomst opnieuw steun uitspreken voor een illegale militaire interventie zoals die tegen Irak in 2003? Deze vraag is actueel nu het kabinet zichzelf opnieuw de ruimte verschaft om politieke steun te verlenen aan illegale militaire optredens.
Het pas in 2010 voltooide onderzoek naar de Nederlandse steun voor de Amerikaanse oorlog tegen Irak – een oorlog die meer dan een miljoen mensen het leven kostte en ons Islamitische Staat opleverde – liet er geen twijfel over bestaan: een volkenrechtelijk mandaat voor het ingrijpen had ontbroken. De oorlog was illegaal. Anderen zouden zeggen: het was een daad van agressie.
In de kabinetsreactie op dit rapport van de commissie-Davids werd vastgelegd dat dergelijke steun niet meer zou worden verleend. In het jargon van de huidige minister van Buitenlandse Zaken, Stef Blok (VVD): „Dat voor politieke steunverlening aan interstatelijk geweldgebruik ook een volkenrechtelijke rechtsgrond aanwezig moet zijn voor dat geweldsgebruik”. Sinds de Irak-oorlog is dit de norm. Maar gelukkig was het kabinet er nooit mee.
Dat bleek eens te meer toen in april 2018 de VS, Verenigd Koninkrijk en Frankrijk een aanval op Syrische doelen uitvoerden, naar eigen zeggen in reactie op een chemische aanval van het Assad-regime in Douma. Omdat een geweldsresolutie van de VN-Veiligheidsraad uitbleef, wat allerlei westerse landen moeilijk konden verkroppen, was er voor dit optreden geen volkenrechtelijk mandaat. Nederland kon daarom in de NAVO geen ‘steun’ uitspreken. Het toonde enkel ‘begrip’ voor de actie van het drietal bondgenoten en liep daarmee uit de pas. Omdat het kabinet van deze beperking af wil, werd een expertgroep ingesteld om te onderzoeken of er toch mogelijkheden zijn om in de toekomst meer vrijheid van handelen te hebben. Deze deskundigen adviseerden wat het kabinet al langer wenste. Daarmee lijkt de weg geëffend om voortaan weer onomwonden politieke steun uit te spreken als er illegaal militair wordt opgetreden.
Dat is niet zonder gevaar, er kleven zelfs bijzonder grote risico’s aan. De expertgroep zelf wijst daar ook op. Zo kan politieke steun voor illegaal militair optreden leiden tot erosie van het in het VN-Handvest verankerde geweldsverbod. Ook kan het erin resulteren dat ook andere landen zich aangemoedigd voelen mandaatloos te interveniëren, denk bijvoorbeeld aan Rusland of China.
Daarnaast kan de geloofwaardigheid van Nederland, dat in de eigen Grondwet nota bene bevordering van de ontwikkeling van de internationale rechtsorde heeft opgenomen, ter discussie komen te staan. Tenslotte is niet uitgesloten dat Nederland door een rechter volkenrechtelijk aansprakelijkheid wordt gehouden voor de politieke steun.
Het is, zwak uitgedrukt, opmerkelijk dat de expertgroep ondanks deze risico’s het kabinet toch de nodige manoeuvreerruimte biedt. Ronduit vreemd is het dat de opstellers van het alom geprezen rapport van de commissie-Davids, waarna het kabinet zich de beperking oplegde, niet benaderd lijken om hun licht te laten schijnen over deze beleidswijziging. Datzelfde geldt voor de Extern Volkenrechtelijke Adviseur, die na publicatie van het Davids-rapport was aangesteld om de juridische advisering van de minister te verbeteren.
Gênant is daarnaast dat inmiddels nogal wat is aan te merken op de aanleiding voor dit alles, de Syrische aanval op Douma. Waar er eerder weinig vraagtekens werden geplaatst bij het officiële narratief hierover – een gifgasaanval van het Assad-regime op onschuldige burgers – lijkt de zaak inmiddels een stuk minder eenduidig. Dat komt doordat een aantal experts van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens, die onderzoek deed in Douma, later stevige kritiek uitten op het eindrapport van deze waakhond. Zij wezen, onder meer op grond van gelekte officiële stukken, op de mogelijkheid dat niet het regime-Assad verantwoordelijk zou zijn, maar rebellen ter plaatse.
Het is duidelijk dat het zwart-witdenken dat vaak voorafgaat aan een militaire interventie – legaal of niet – geen recht doet aan de vaak veel ingewikkelder werkelijkheid. Dat is precies de les van bijna twintig jaar van ‘oorlogen’ tegen het terrorisme – oorlogen die van leugens en bedrog doortrokken waren.
Los hiervan is de vraag wat de Amerikaans-Brits-Franse aanval op Syrië in 2018 nou eigenlijk heeft opgeleverd. Is de burgeroorlog erdoor verkort? Heeft Assad sindsdien afgezien van aanvallen op burgers? Is er meer zicht op een einde aan het geweld? Het antwoord is duidelijk: drie keer nee.
Een relatief klein land als Nederland heeft baat bij een zo strikt mogelijke naleving van de internationale rechtsorde. Een betere internationale waarborg voor de eigen veiligheid is er nauwelijks. In een wereld met snel groeiende, nieuwe (regionale) grootmachten, die ons land wellicht minder gunstig gestemd zijn, zullen stevig verankerde volkenrechtelijke principes in de toekomst bovendien alleen maar in belang toenemen. Daarom doet minister Blok er goed aan de beleidswijziging te heroverwegen.