Empathie en solidariteit, daar gaat het om
Mijn broer heet Chris, maar we noemen hem zijn hele leven lang al Christje. Hij is anderhalf jaar ouder dan ik. Hij is een mongooltje, zo noemden wij dat vroeger. Tegenwoordig zeggen we – heel correct – dat hij het syndroom van Down heeft. Pas vier weken na zijn geboorte vertelde de dokter in zijn spreekkamer mijn moeder dat er iets aan de hand was: ‘Het is een mongooltje’. Mijn moeder heeft de hele weg naar huis gehuild. Ze vertelt het wel eens. De klap kwam hard aan voor mijn vader en moeder. Chris zou niet ouder worden dan elf jaar.
Chris heeft het nooit geschopt tot de Jostiband, Chris is namelijk zwaar mongoloïde. Zijn lichamelijke gebreken zijn talrijk, zijn geestelijke vermogens reiken waarschijnlijk niet hoger dan dat van een vierjarige.
Liefdevol ben ik door mijn ouders grootgebracht, samen met Chris. Ik zie ons nog naast elkaar op de keukentafel zitten, terwijl onze moeder ons omstebeurt een hap eten toediende. We hadden een harmonieus gezin, en waren ‘goed katholiek’ zoals dat toen heette. Elke zondag naar de kerk, eerbied voor de sacramenten en permanent leven binnen de zuil.
Chris hoorde er helemaal bij, zoals de krokussen bij de lente die zich aankondigt. Zijn aanwezigheid was een vanzelfsprekendheid. Behalve als ik vriendjes mee naar huis nam. Dan werd ik me plotsklaps bewust van het feit dat Chris niet was zoals ik en de anderen. Vriendjes schrokken van Chris en werden soms bang. Of op momenten zoals mijn zus ooit meemaakte toen aan haar gevraagd werd: ‘Moet jij daarmee gaan wandelen?’ Al met al stuitten we als leden van hetzelfde gezin best vaak op onbegrip bij de buitenwacht. Terwijl in huize Marijnissen alles – meestal – pais en vree was.
‘Als Chris Jan sloeg, en hij kon heel hard slaan, dan sloeg Jan nooit terug’, zei mijn moeder altijd. Ik kan me nog herinneren dat ik op mijn verjaardag een keer een leeslampje boven mijn bed had gekregen. Dolgelukkig en trots was ik op mijn lampje, tot die ochtend dat Chris weer eens bij me in bed kroop en het lampje kapot trok. Ik kan me niet herinneren dat ik er ooit boos om ben geweest, want Chris is Chris.
Langzamerhand werd Chris onberekenbaarder. Als ie de kans kreeg, liep ie weg. Grote paniek. Hij kroop stiekem in de auto van de buurman, die dat helmaal niet kon waarderen. Hij was sterk en soms ook agressief. Ik kan me nog herinneren dat mij moeder, toen Chris weer eens een woedaanval had, deze keer in de keuken, een mes weggriste van het aanrecht en wegstopte.
Op zijn elfde kwamen mijn ouders tot de conclusie dat Chris thuis niet meer te handhaven was. Vlak voor zijn dood in januari ’63 wist mijn vader onderdak voor Chris te regelen bij de Binckhorst in Rosmalen. Sindsdien verblijft hij daar, en komen wij regelmatig bij ‘m op bezoek, altijd in aanwezigheid van onze moeder. Het frappante is dat hij onze moeder als enige lijkt te kennen. Zodra hun blikken elkaar kruisen is ie meteen uitzinnig van vreugde, en bij haar vertrek gaat ie in een hoekje op de grond zitten, met z’n handen voor zijn ogen. Elk afscheid is steeds weer even bitter.
Mijn moeder is dertien jaar geleden heengegaan. Chris is vorig jaar op 64-jarige ’s morgens bij het opstaan in de armen van zijn verzorgster overleden. Op het kaartje ter aandenken aan hem staat: Chris heeft heel veel mensen gezien en heeft vele harten verovert. Wat een charmeur, met zijn gulle lach.
Beschaafd
Ik vertel u dit verhaal over mijn broer en ons gezin om te illustreren hoe wij de resultaten van de georganiseerde solidariteit hebben mogen ondervinden. Chris zou nooit zo’n goed en mooi leven hebben kunnen leven dan ie nu heeft gehad. Mijn ouders hadden altijd met een schuldgevoel moeten leven omdat ze Chris onmogelijk konden geven wat ie nodig had.
De georganiseerde solidariteit maakt dat we de gevolgen van het lot, dat ons allen kan treffen, zoveel mogelijk samen opvangen. Solidariteit is een van de kernwaarden van onze beschaving, naast het recht op een menswaardig bestaan en het besef dat we allemaal gelijkwaardig zijn. De solidariteit is het onmisbare sluitstuk omdat we weten dat we weliswaar gelijkwaardig zijn, maar daarmee zeker niet gelijk.
De afgelopen dertig jaar heeft zich in ons land een ware revolutie voltrokken. De welvaartsstaat met oog voor het welbevinden van de mens is meer en meer ingeruild voor een zakelijke afgeslankte overheid. De publieke zaak is verweesd. De ouders – de samenleving en de overheid – kijken liever weg, de publieke moraal en de publieke sector zijn te vondeling gelegd En dat is niet zonder gevolgen gebleven. Inmiddels kun je je afvragen: Hoe beschaafd is ons land nog?
Een aantal resultaten van beleid van de afgelopen decennia op een rij:
De privatisering en vermarkting van publieke diensten waardoor de kwaliteit is verslechterd;
De terugtredende overheid waardoor ze steeds vaker moet zeggen: ‘Daar gaan wij niet over’;
De Europeanisering en de globalisering die voor veel mensen te snel gaan;
De geëtaleerde machteloosheid of moet ik gewoon zeggen onwil om echt iets te doen aan de armoede aan de ene kant en de topsalarissen aan de andere kant;
De bezuinigingen en de zogenaamde vernieuwingen die hebben geleid tot slechter onderwijs;
De deregulering en de liberalisering die de borging van het algemeen belang teniet gedaan hebben;
De zelfregulering die ervoor in de plaats kwam en vrijwel nergens effectief is gebleken;
De commercialisering waardoor alles in termen van geld wordt uitgedrukt;
De flexibilisering van de arbeid waardoor er een onderklasse van werkende armen is ontstaan;
De ontideologisering waardoor het verhaal ontbreekt, waardoor mensen niet meer weten waarnaar we op weg zijn;
De technocratisering die daardoor steeds meer terrein heeft gewonnen;
De bureaucratisering waardoor veel geld wordt verspild en mensen veel arbeidsvreugde wordt ontnomen;
De anonimisering door het permanente proces richting schaalvergroting;
De protocollering en ontmenselijking waardoor instituten dossiers beheren in plaats van dat mensen mensen helpen;
De doorgeslagen individualisering die heeft geleid tot eenzaamheid, vervreemding en onthechting;
De ieder-voor-zich-mentaliteit en het toegenomen egoïsme die resulteren in het uithollen van de solidariteit en blaming the victim;
De publieke hufterigheid en het asociaal gedrag die mensen angstig maakt.
Collectief
Zijn deze ontwikkelingen allemaal de schuld van de politiek? Of hebben ook het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven aan deze stille revolutie bijgedragen? Of was het gewoon de tijdgeest en moest het wel zo lopen? De vraag is: waarom rekent iedereen het juist de politiek aan dat we nu als gevolg van de geschetste ontwikkelingen zoveel problemen kennen?
Het antwoord op die laatste vraag is vrij simpel te geven. Immers, het is steeds de politiek geweest die het voortouw heeft genomen bij alle genoemde zaken. En, de overheid is als een baken. Schuift het baken richting meer liberaal en minder sociaal, de samenleving volgt. Schuift het baken van de overheid richting meer solidariteit en duidelijke regels omtrent het dienen van het algemeen belang, de samenleving volgt. Expliciet door middel van wetten en regels, maar ook impliciet, laat de overheid de burgers weten waarheen het baken verhuist. Als mensen merken dat ze in de toekomst meer op zichzelf zijn aangewezen, dan zullen ze daar vanzelfsprekend rekening mee houden en zich navenant gaan gedragen.
Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog hadden we de periode van de wederopbouw en daarna de periode van de opbouw van de verzorgingsstaat. Beide periodes werden gekenmerkt door een collectieve inzet voor een collectief doel: het land beter achterlaten voor de kinderen dan dat de ouderen het van hùn ouders hadden geërfd. Vanaf begin jaren tachtig kwam daar verandering in. De gezamenlijke inzet ten behoeve van een gezamenlijk doel werd meer en meer ingeruild voor individualisme, de markt en een overheid zonder ambities.
Toen ik Marcel van Dam tijdens een vraaggesprek vroeg hoe het toch kwam dat hij deze transitie van de politiek en de samenleving pas zo laat had onderkend, zei hij: ‘Het is allemaal zo geleidelijk gegaan, en vaak ook in het verborgene. Dit is ook wat ik mijzelf verwijt. Terwijl ik een gestudeerde burger ben, een betrokken burger, een politiek geschoolde burger, heb ik het toch over het hoofd gezien. Ik voelde wel dat er wat veranderde, maar toen ik het helder zag was het al gebeurd.’
Moraal
Op uiterst subtiele wijze is het neoliberalisme ingevoerd. Er is niet een bepaald moment aan te wijzen waarop het gemeengoed werd in de politiek. Er zijn ook geen wetten aangenomen of verdragen gesloten die het moment markeren. Het had zeker ook met de tijdgeest te maken. Maar mogen we niet juist van politici verwachten dat zij verder kijken dan de waan van de dag? Mogen we niet juist van hen verwachten dat ze de samenhang der dingen zien en hun horizon verder ligt dan de eerstvolgende verkiezingen?
Recht is gestolde ethiek, politiek is vloeibare ethiek. Lange tijd was het taboe om in de politiek te spreken over onze gezamenlijke waarden, over de publieke moraal. Politiek is iets willen, en politiek is inzet tonen. Beide kunnen niet bestaan zonder een stelsel van waarden dat er aan ten grondslag ligt, een visie op wat goed en fout is als het gaat om beschaving, een visie op mens en maatschappij. Want, zonder kompas komt niemand thuis.
Waarden en hun concrete uitwerking in normen hebben zich uitgekristalliseerd in de strijd van de mens voor een beter bestaan. Ze hebben een geschiedenis, we hebben ze geërfd van onze (voor)ouders. Ze behoren tot ons collectieve bewustzijn. Waarden en normen vormen een essentieel onderdeel van de brug over het ravijn van de barbarij. Die brug noemen we beschaving. Die brug is echter wankel, zoals de geschiedenis ons leert. Aan de politiek en de samenleving is het de waarden en normen steeds te actualiseren en te handhaven, en daarmee de brug van de beschaving te onderhouden. Zo bevorderen we houvast en vertrouwen, voorkomen we angst, vervreemding en verbittering, en beschikken we over een probaat middel tegen doorgeslagen egoïsme, fanatisme en geweld.
Verzekering
We kunnen niet zonder empathie en solidariteit in onze moderne, ingewikkelde samenleving die zo’n hoge eisen stelt aan haar deelnemers. We belanden in een sociaal doolhof wanneer de overheid verzaakt, de markt de ordenende macht wordt, en de mens slechts zichzelf heeft om zich door het leven te slaan.
Eén van de mooie uitwerking van het begrip solidariteit zien we in de verzekeringsgedachte, samen geld inleggen in de vorm van premiebetaling, zodat er een pot ontstaat waar elke deelnemer die iets overkomt uit mag putten. Hoe valt dat te rijmen met de reclames voor verzekeraar Promovendum, alléén voor hoger opgeleiden. Op basis van big data is simpel vast te stellen dat hoger opgeleiden gezonder zijn en dat hun hele leven ook blijven, en dus goedkoper zijn voor de zorgverzekeraar. De daarmee behaalde extra winst deel je met de deelnemers door hen een lagere premie te geven en met de rest krik je het winstcijfer op. Tal van voorbeelden zijn er die illustreren dat de solidariteit langzaam wordt verdreven uit de samenleving.
Er zijn nu zelfs datingsites speciaal en alléén voor hoger opgeleiden.
Serieuzer: Het aantal arme gezinnen heeft inmiddels het miljoen bereikt, terwijl het aantal miljonairs maar blijft toenemen. De rijkste tien procent bezit 61% van het totale particuliere vermogen. Jongeren gunnen we geen vast werk zodat ze zich niet kunnen settelen: betaalbare huurwoningen zijn er niet en een hypotheek krijg je niet zonder vaste baan. Ouderen moeten langer doorwerken na hun 65ste , maar eenmaal werkloos kom je na je vijftigste bijna niet meer aan werk. De sociale werkplaatsen worden ontmanteld. De werkers in de thuiszorg moeten instemmen met een loonsverlaging van 25 tot 30% willen ze hun werk behouden.
Ik kan zo nog wel een poosje doorgaan. Ik ken geen enkele maatregel van de laatste decennia die de solidariteit in de samenleving versterkt in plaats van uitgehold heeft. Empathie en solidariteit, daar gaat het om.
Euthanasie
Volgt u de lobby van de NVVE, de club die een verdere liberalisering van de euthanasiepraktijk bepleit? In een tijd waarin de verzorgingshuizen worden gesloten, de thuiszorg wordt afgebroken, de eenzaamheid onder ouderen onrustbarend toeneemt lobbyen voor ruimere euthanasieregels getuigt wat mij betreft van weinig empathie en solidariteit. Maar dat niet alleen, het getuigt ook van weinig inzicht in hoe vrijheid makkelijk kan omslaan in onvrijheid. Elk leven, elke mens is van ultieme waarde en dient beschermd te worden. Let wel: net als elk weldenkend mens ben ik voor een menswaardige dood. Euthanasie kan op enig moment op zijn plaats zijn. Maar dit moet geen subject worden voor lobbygroepen. Dit behoort tot de persoonlijke levenssfeer en is aan persoonlijke relatie tussen patiënt en arts.
Een andere actuele kwestie: de prenatale diagnostiek. Ook hier ligt een verdere uitholling van de solidariteit op de loer. Hoever mag de macht van de zorgverzekeraars reiken? Wanneer worden ouders verplicht aan allerlei tests mee te doen vooraleer zij kinderen mogen krijgen? Hoe zal de calculerende burger aankijken tegen ouders die besloten hebben een doof kind ter wereld te laten komen? Let wel: ook hier past een genuanceerd verhaal. Ik vind dat de ouders in alle vrijheid hun keuze moeten kunnen maken.
Het gaat mij om de context waarin mensen leven en zij tot hun beslissingen komen. Als die context ontdaan is van empathie en de solidariteitsgedachte dan kunnen er allerlei zaken optreden die we absoluut niet willen.
Geluk
Solidariteit is geen vrijblijvende zaak. Sprekende over het vluchtelingenvraagstuk komen we al snel op solidariteit. Idem met betrekking tot het klimaatvraagstuk. Zonder solidariteit in tijd en plaats komen we er nooit uit, en worden we als mensheid speelbal van de geschiedenis.
Solidariteit is welbegrepen eigen belang, voor iedereen. Maar het is ook een product van onze beschaving. De geschiedenis en de tegenwoordige tijd leren ons dat een samenleving waarin solidariteit verankerd is, welvarender is, en de mensen gelukkiger zijn. Het is de moeite meer dan waard om de strijd voor meer solidariteit te strijden.
We eren hier vandaag de wetenschap, de wetenschap in dienst van de menselijke waardigheid en de solidariteit. Indachtig dominee Visscher, de naamgever van de prijs die vandaag wordt uitgereikt, citeer ik uit Psalm 121: ‘Ik hef mijn ogen op naar de bergen, van waar mijn hulp komen zal.’ Nu ben ik zelf niet gelovig, en daarom zal de dominee mij niet euvel duiden wanneer ik deze strofe op deze dag opvat als een verwijzing naar de bergen van kennis en wetenschap. Ons aller hoop!
Deze toespraak hield Jan Marijnissen op uitnodiging van het Ds.Visscherfonds op 17 maart in Utrecht.