Kies voor een zorgstelsel op basis van vertrouwen en samenwerking
Oud-Minister Ab Klink (CDA) wuifde onlangs in een interview met het AD de kritiek op het zorgstelsel, dat amper een decennium geleden onder zijn verantwoordelijkheid viel, weg met de uitspraak dat “het slechte weer straks óók nog aan de marktwerking ligt”. Dat hij een fervent verdediger is van het door zijn partij inmiddels ook verfoeide marktdenken in de zorg (de positie van het CDA ten opzichte van winstuitkering in de zorg is al tijden ronduit moeizaam en VWS-Minister De Jonge deed onlangs voorstellen om de marktwerking in te perken), heeft natuurlijk alles te maken met het feit dat de oud-Minister thans bestuurder is bij één van de grote vier zorgverzekeraars. Laat de twijfelachtige rol van commerciële zorgverzekeraars nou net de kern zijn van het probleem met het huidige stelsel.
De beloftes die met het introduceren van marktwerking werden gedaan – zo zou leiden tot kostenbesparingen en meer keuzevrijheid - hebben de zorgverzekeraars alles behalve waar gemaakt.
Neem bijvoorbeeld het argument van kostenbesparing. Zorgverzekeraars zouden door concurrentie op de nominale premie geprikkeld zijn doelmatiger zorg in te kopen, wat de zorg goedkoper en beter zou maken. Zorgkosten stijgen echter al jaren, ook sinds de invoering van marktwerking. Tegelijkertijd steeg het eigen risico van 150 euro naar 385 euro. Het enigszins inperken van deze kosten is gerealiseerd door het inperken van de marktwerking door bestuurlijke akkoorden, zogenaamde ‘hoofdlijnakkoorden’ met verschillende sectoren. Hierbij horen budgetplafonds: een beperkt aantal behandelingen dat de zorgverzekeraar bij de zorgaanbieder inkoopt en een gigantische verantwoordingsbureaucratie. Op verschillende plekken in het land deden zich eind vorig jaar alweer situaties voor waar de zorg ‘op’ was; het maximum aantal behandelingen was bereikt, en de patiënt werd onderaan de wachtlijst toegevoegd of mocht bij een andere behandelaar aankloppen. Dit terwijl in het publieke stelsel dat plaats heeft moeten maken voor de huidige marktwerking, de wachttijden de grote steen des aanstoots vormden. De stelselherziening heeft dat probleem niet opgelost. De Nederlandse Zorgautoriteit roept al een paar jaar op rij zorgverzekeraars op meer te doen om wachttijden aan te pakken, maar echte vooruitgang wordt nog niet geboekt.
Het Nationaal ZorgFonds stelt dat er bij de zorginkoop veel beter moet worden gekeken naar de zorgbehoefte. Hiervoor is regionale samenwerking vereist. Dit sluit aan wat specialist marktwerking in het publieke domein Gijs van Loef onlangs schreef in de Volkskrant over een planning van zorgvoorzieningen op landelijke schaal die onmogelijk is in een stelsel van concurrerende zorgverzekeraars. We moeten toe naar één Nationaal ZorgFonds - één polis, geen zorgverzekeraars, geen eigen risico – met regionale invulling.
Daarnaast staat de vrije artsenkeuze onder druk door de sluitingen van ziekenhuizen en zorgstops, veroorzaakt door schaalvergroting en budgetplafonds. Het zorgaanbod concentreert zich hierdoor bij een beperkt aantal aanbieders; patiënten moeten soms naar de andere kant van het land voor hun behandeling omdat ze het anders niet (volledig) vergoed krijgen of omdat het vertrouwde ziekenhuis er simpelweg niet meer is of de behandeling niet meer aanbiedt. En alleen mensen die het kunnen betalen, kunnen nog terecht bij hulpverleners of zorginstellingen die gecontracteerd zijn.
Dat de aanhangers van marktwerking in de zorg stug blijven volhouden dat de zorg in Nederland tot de beste in Europa behoort en dat weerstand wordt veroorzaakt door partijen die de problemen uitvergroten, is een schande. Van Loef toonde aan dat het Nederlandse stelsel sinds 2006 aan terrein verliest.
En met Van Loef ben ik het eens dat het een ‘existentieel vraagstuk betreft’: Willen we ons zorgstelsel organiseren op basis van commercie en concurrentie met wantrouwen en bureaucratie of onder regie van de overheid gebaseerd op vertrouwen en samenwerking?
Dit opiniestuk is op 16-05-2019 gepubliceerd in het Algemeen Dagblad.