Belastingwet op hellend vlak
Dinsdag behandelt de Eerste Kamer een wetsvoorstel dat belastingheffing op internetkansspelen moet mogelijk maken. Dat is opmerkelijk omdat internetkansspelen volgens de Nederlandse wet verboden zijn. Het wetsvoorstel breekt met het karakter van het geheel van de huidige belastingwetten: nergens is daar expliciet belastingheffing op inkomsten uit illegale activiteiten ingesteld.. Dat is ook juist, want in beginsel moeten illegale activiteiten strafrechtelijk behandeld worden; en bij veroordeling zou de strafrechter dan mede de straf van ‘ontneming’ van de illegaal verkregen inkomsten moeten opleggen. De zuiverheid van de belastingwetgeving vereist dat belastingheffing niet verbonden wordt met illegaliteit. Voorts moet de overheid tot het uiterste vermijden de indruk te wekken dat zij – en daarmee de burger – belang zou kunnen hebben bij illegale activiteiten. Zo van ‘het mag niet, maar het is een aardige bron van staatsinkomsten’. Daarmee zou de belastingwetgeving immers gecorrumpeerd worden.
Hoe heeft dit wetsvoorstel dan de Tweede Kamer kunnen passeren? Daar werd het nota bene met algemene stemmen aangenomen. Hier ligt een complicatie. In zekere zin is “dit” wetsvoorstel in zijn huidige context de Tweede Kamer nooit gepasseerd! Voorafgaande aan de behandeling van dit wetsvoorstel nam de Tweede Kamer namelijk een ander wetsvoorstel aan dat beoogde het aanbieden van internetkansspelen te legaliseren, dat wil zeggen onder auspiciën van Holland Casino. Gegeven deze laatste wet was het onderhavige wetsvoorstel over belastingheffing op internetkansspelen dan ook logisch. Maar om diverse redenen werd het voorstel dat internetkansspelen (beperkt) moest gaan legaliseren door de Eerste Kamer verworpen. Hoewel de mogelijkheid dat dit laatste zou kunnen gebeuren in de Tweede Kamer wel geopperd werd, was het beoordelingskader van de voorliggende belastingwet voor de Tweede Kamer toch anders dan voor de Eerste Kamer. Het zou dan ook juist zijn geweest als het kabinet het nu voorliggende belastingwetsvoorstel had ingetrokken en dit (eventueel gewijzigd) opnieuw naar de Tweede Kamer had gestuurd. Ieder van deze twee argumenten levert een reden voor de Eerste Kamer om het voorstel dinsdag te verwerpen.
In de argumentatie bij de voorgestelde belastingheffing op illegale internetkansspelen lijkt het kabinet het spoor intussen bijster te zijn. Naar aanleiding van schriftelijke vragen van de SP-fractie in de Eerste Kamer neemt het kabinet in de zogenaamde ‘nadere memorie van antwoord’ twee onverenigbare posities in. Enerzijds beweert het kabinet – bij monde van staatssecretaris De Jager van belastingzaken – dat de voorliggende belastingwet ‘fiscaal neutraal’ is ten aanzien van legale of illegale activiteiten. Anderzijds beweert het kabinet dat er bij deelnemers aan kansspelen slechts belasting kan worden geheven voorzover ze deelnemen aan legale kansspelen; dan zijn ze eventueel ‘gerechtigd’ (deze term staat in de wetstekst) tot prijzen (d.w.z. speelwinst). Maar de wetstekst stelt ook onomstotelijk dat er belasting wordt geheven op ‘internetkansspelen’ en dat is een illegale activiteit. De consistentie is dus ver te zoeken.
Hoe moeten we nu verder? Het mag duidelijk zijn dat we niet de situatie moeten creëren waarbij inkomsten uit illegale activiteiten niet aangepakt kunnen worden. Maar het zou goed zijn om daarbij om de band tussen inkomsten uit illegale activiteiten en de belastingen helemaal door te snijden. Dat kan door tegelijkertijd twee maatregelen te treffen. De ene is dat bij strafrechtelijke veroordeling – naast de gebruikelijke strafoplegging – standaard alle inkomsten uit illegale activiteiten ontnomen worden. De andere is dat bij inkomsten (en vermogen) de bewijslast ten aanzien van de rechtmatigheid ervan wordt omgedraaid. Met andere woorden: degene die inkomen (en vermogen) heeft, moet zelf bewijzen of aannemelijk maken dat dit legaal is verkregen. Voor wie niets te verbergen heeft, is dit eenvoudig. Deze omkering zou ook op eenvoudige wijze het hele scala van witwaspraktijken belemmeren. Zo’n omkering van de bewijslijst is beter dan het verwateren van de scheiding tussen, enerzijds, legaal inkomen en belasting en, anderzijds, illegaal inkomen en straf – inclusief ontneming van het illegale inkomen. Aanvaarding van het nu in de Eerste Kamer voorliggende wetsvoorstel over het expliciet opnemen van strafbare bronnen van inkomsten in de belastingwet, zou ons op een hellend vlak brengen.