Nederland moet handelsverdrag met Canada afwijzen
Toen de stad Hamburg besloot om strengere milieuregels op te stellen om onder andere de toegang tot drinkwater te beschermen, tekende energiegigant Vattenfall protest aan. Het bedrijf eiste maar liefst 1,4 miljard euro van Duitsland, omdat het zijn eventuele toekomstige winsten bedreigd zag. De zaak werd uiteindelijk inderhaast geschikt en Hamburg kwam met de schrik vrij, maar het de stad heeft wel haar milieuregels bijgesteld. Als gevolg daarvan is de Duitse regering op haar beurt aangeklaagd door de Europese Commissie, omdat het land nu niet meer voldoet aan de Europese habitatrichtlijn. Zo zijn er talloze voorbeelden waar buitenlandse investeerders forse claims hebben geëist om de simpele reden dat een democratisch genomen besluit hun verwachte winst onder druk zou zetten. Zelfs als het niet tot een uitspraak kwam, wisten ze soms de democratie wel degelijk flink te ondermijnen.
Dat een investeerder in voorkomende gevallen zijn belangen door een rechter wil laten toetsen is zeer begrijpelijk, en dat een land die mogelijkheid biedt is een kenmerk van een gezonde democratie en rechtsstaat. Maar dat democratische besluiten onderuit gehaald kunnen worden door informele panels met arbiters die niet aan de strengste juridische normen voldoen, achter gesloten deuren opereren en hun uitspraken niet hoeven te toetsen aan nationale wetten of internationale verdragen, dat is alarmerend en onbegrijpelijk.
Het is niet voor niets dat er veel weerstand is tegen deze arbitragepanels die dergelijke claims mogelijk maken, en het systeem van de “Investeerder naar Staat arbitrage” ofwel ISDS. Burgers in diverse Europese landen hebben zich op alle mogelijke manieren verzet tegen dit instrument: via een Europees burgerinitiatief, via demonstraties waarbij miljoenen de straat op gingen, en in Nederland via een handtekeningenactie voor een raadgevend referendum. Een systeem dat privileges biedt aan multinationals die ten koste van mens, dier en milieu hun winsten veilig willen stellen door het omzeilen van de democratie is men meer dan zat.
Op 30 april spreekt het Europese Hof van Justitie zich uit over de vraag of de arbitrageparagraaf in verdragen zoals het handelsverdrag met Canada, CETA, eigenlijk wel te verenigen is met het Europese recht. Het is moeilijk voor te stellen dat het Hof arbitrage zou goedkeuren als parallelle rechtsgang naast de eigen rechtsmacht. De eerste signalen van het Europese Hof zijn echter niet bemoedigend, en het is te hopen dat het definitieve standpunt van het Hof er heel anders uit zal zien. Maar ook als dat niet het geval is, kan het Nederlandse parlement besluiten het verdrag af te wijzen. Dat kan het maar beter doen.
Het handelsverdrag met Canada wordt verkocht als een stimulans voor de economie en als banenmotor. Die claims zijn inmiddels diverse malen onderuit gehaald. Maar de eigenlijke reden waarom multinationals aandringen op dergelijke vergaande verdragen is omdat ze inzetten op verregaande deregulering. Arbitrage is daarbij een belangrijk instrument waarmee investeerders regeringen onder druk kunnen zetten om bijvoorbeeld de arbeidsmarkt of het milieu te beschermen. Fundamenteler is de stap om van dit soort verdragen een zogenoemd ‘levend verdrag’ te maken, waardoor de spelregels ook tijdens de wedstrijd veranderd kunnen worden. Daartoe wordt een permanent achterkamertje ingesteld waarin het bedrijfsleven vanaf het eerste moment kan meepraten over de regels waaraan ze moeten voldoen. De slager keurt niet zijn eigen vlees, maar bepaalt hoe het keurmerk eruit moet zien.
Het raadgevend referendum is spijtig genoeg afgeschaft, maar ruim 200.000 mensen hadden hun handtekening gezet om zich te kunnen uitspreken over CETA. Daarmee is de eerste drempel van 10.000 handtekeningen met zevenmijlslaarzen gepasseerd. Het Nederlandse parlement zou er daarom goed aan doen om toch gehoor te geven aan dit signaal, en de democratie, de rechtsstaat en onze milieunormen te beschermen. Het opnieuw mogelijk maken van een referendum zou een goed begin zijn, maar ook zonder dat is een ‘nee’ tegen CETA op zijn plaats.