Geef goede boeren voordeel
De Brabantse en Limburgse Peel en de Brabantse Kempen zitten in de voorhoede van de ontwikkelingen in de intensieve veehouderij. Maar ze vormen ook de frontlinie, want juist hier botsen burgers en boeren keihard over de toekomst van het platteland.
In de Peel wonen 33 miljoen dieren. Dat is te veel. Te veel voor de burgers in het gebied; te veel fijnstof, te veel ammoniak, te veel stank en te veel risico's voor de volksgezondheid.
Het aantal dieren moet in overeenstemming worden gebracht met de draagkracht van een gebied. Daarom moeten de provincies van staatssecretaris Sharon Dijksma de mogelijkheid krijgen om dieraantallen te reguleren in overbelaste gebieden zoals De Peel en de Kempen. En bij het reguleren van de aantallen dieren moet de mogelijkheid gegeven worden om boeren die het goed doen te bevoordelen.
Staatssecretaris Dijksma heeft de situatie erger gemaakt door een groei van de melkveestapel mogelijk te maken. De provincies hebben weinig juridische mogelijkheden om te reguleren op dieraantallen en ook de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij kent de nodige juridische uitdagingen. Dijksma moet nu kiezen: overbelaste gebieden zoals de Peel en de Kempen de helpende hand bieden of het probleem negeren en wachten tot het zich over het platteland van heel Nederland verspreid heeft.
De Peel is voor Nederland als de kanarie in de kolenmijn. Het is tijd om in te grijpen voordat de burgers in het buitengebied omvallen, de goede boeren het veld moeten ruimen en megastallen ons platteland domineren.
Na hevige protesten van burgers zijn veel partijen lokaal en regionaal zo ver dat ze over regulering van de omvang van de veestapel willen nadenken, maar ze lopen tegen de kaders van de landelijke politiek aan. Is het daarom nu niet tijd om maatregelen te nemen en provincies op zijn minst de mogelijkheid te bieden om dieraantallen te reguleren? Moeten we behalve over dieraantallen niet ook nadenken over wat voor soort veehouderij we in de toekomst willen hebben?
Wat de SP betreft mag de veehouderij de draagkracht van de natuur en de mensen in de omgeving niet overschrijden, mag er geen risico voor de volksgezondheid zijn, moet de boer er een schappelijk inkomen uit kunnen verdienen en moeten dieren hun natuurlijk gedrag kunnen uiten. Gigastallen die dreigen te verschijnen, zoals bij Grubbenvorst net over de provinciegrens in Limburg, horen niet in dat toekomstbeeld thuis. Net zo min als concentraties van meerdere grote veebedrijven. Uit een enquête van de SP onder boeren bleek dat slechts 16 procent van hen megabedrijven een goede ontwikkeling vindt. De trend is meer dieren en minder boeren. Die industrialisatie van de veehouderij is dus niet alleen een schrikbeeld voor burgers, maar ook voor boeren. Als we niks doen, eindigen we met enkel megastallen in een leeg platteland. Boeren die goed bezig zijn, zoals biologische boeren, boeren met scharrelvarkens of koeien in de wei en natuurboeren moeten we daarom koesteren en niet gelijktrekken met een gigastal of een megabedrijf met 20.000 varkens op verschillende locaties. Boeren die het goed doen moeten voorgetrokken kunnen worden boven boeren die het slecht doen. Met diervergunningen heb je een systeem waarbij je dieraantallen kunt reguleren en tegelijkertijd een stimuleringsbeleid voor verduurzaming bewerkstelligt.
Als staatssecretaris Dijksma dat niet landelijk wil regelen, zou zij er in ieder geval voor moeten zorgen dat de provincie het kan. Er ligt een Kamermotie om provincies experimenteerruimte te geven om dieraantallen te reguleren met diervergunningen in overbelaste regio's. De vraag is of politieke partijen die lokaal en provinciaal pleiten voor minder dieren in overbelaste gebieden, dat ook landelijk durven doen.