Zielig eigenlijk, die EU-ambtenaren
Europese ambtenaren leven in een beschermde omgeving van luxe, maar iedereen kijkt op ze neer. Een triest bestaan waaruit we hen moeten verlossen.
Je zal maar Europees ambtenaar zijn. Vraag een willekeurig persoon op straat wat hij van jou en je collega’s vindt en je krijgt alleen maar negatieve reacties: de salarissen en toelages zijn absurd hoog en ambtenaren bij de Europese instellingen produceren alleen maar overbodige regeltjes.
Het vervelende is dat hier ook nog eens een kern van waarheid in zit, al kan de gemiddelde ambtenaar daar weinig aan doen. Het wordt tijd om hen te bevrijden uit de gouden kooi waarin ze gevangen zitten, en die leidt tot grote frustratie onder het ambtenarencorps. Tijd voor een fundamentele discussie over de Europese ambtelijke dienst en over hun bazen.
Afgelopen dinsdag hebben we in het Europees Parlement het nieuwe ambtenarenstatuut aangenomen. Daarin worden de arbeidsvoorwaarden van de Europese ambtenaren vastgelegd. Onder druk van een aantal lidstaten, waaronder Nederland, zijn deze enigszins versoberd. De Europese ambtenaren krijgen een nullijn voor het jaar 2013 en 2014, een verhoging van de pensioenleeftijd naar 66 voor nieuwe ambtenaren en naar 65 voor de huidige ambtenaren (nu is dat 63 jaar), een verlenging van de werkweek van 37,5 naar 40 uur en een crisisheffing van 6 procent op het basissalaris. De toelages die bovenop het basissalaris komen, blijven echter grotendeels in stand. De meest in het oog springende is de ontheemdingstoelage, waardoor Europese ambtenaren permanent 16 procent bovenop het salaris krijgen omdat ze als expat worden gestationeerd in bijvoorbeeld Brussel. Kennelijk is het moeilijk wennen in die stad.
Een gemiddelde Europese beleidsmedewerker verdient bruto tussen 6.000 en 7.000 euro per maand. Nog steeds zijn de verschillen met de salarissen van nationale ambtenaren enorm. Dit is onbevredigend, en het lost ook niets op. Ambtenaren, die in veel gevallen meer verdienen dan Rutte, zouden blij moeten zijn dat er niet verder is gekort. Ze voelen zich echter te kort gedaan en miskend. Voor velen mag de stemming van dinsdag het einde van de discussie betekenen, voor mij zou die het begin moeten zijn van een fundamentele herbezinning.
Die noodzaak werd pijnlijk duidelijk tijdens de bijeenkomst die ik een maand geleden in het Europarlement organiseerde over de vraag of de Europese ambtenaren overbetaald zijn. Zo’n bijeenkomst bleek hier de eerste in zijn soort te zijn geweest. De vakbonden van Europese ambtenaren waren in groten getale aanwezig en de discussie was fel, maar zeer nuttig. Volgens de bonden vinden ambtenaren dat ze geen waardering voor hun harde werk krijgen. Een vertegenwoordiger verzuchtte dat zelfs als ze het loon halveren, de burgers hen nog zullen blijven haten. Ter compensatie hielden ze vast aan hun hoge looneisen.
Eigenlijk is de situatie van de gemiddelde Europese ambtenaar heel triest. Na een buitengewoon moeilijk toelatingsexamen krijgen ze dan eindelijk een plekje bij een van de Europese instellingen. Ze raken gewend aan het, zeker voor beleidsfuncties, hoge Brusselse salaris en zitten gevangen. Ik heb bij de Europese Commissie cijfers opgevraagd en wat blijkt: jaarlijks vertrekken slechts 21 van de 30.000 Commissie-ambtenaren om andere redenen dan het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Normaal heeft de Europese Commissie de mond vol van jobrotatie en flexibiliteit, maar voor de eigen ambtenaren geldt dit duidelijk niet. Zonder enorme salarisoffers is er elders ook geen vergelijkbare functie te vinden.
Maar dit is nog niet alles. Bij de Europese Commissie werken de ambtenaren voor één van de Eurocommissarissen die er allemaal voor vechten om zichtbaar te zijn. En zichtbaarheid betekent de introductie van nieuwe regeltjes, nieuwe wetten.
Dit kan echt anders. Om te beginnen zou je het aantal vaste Europese ambtenaren stelselmatig kunnen terugbrengen. Nationale ambtenaren die voor een aantal jaren worden uitgeleend aan Brussel, kunnen hun plek innemen. Daarmee wordt de band tussen Europese en nationale administraties versterkt en de kloof met de burger verkleind. Daarnaast moeten we af van het principe dat nieuwe wetgeving per definitie een ambtelijk (en voor de betrokken Eurocommissaris ook politiek) succes is. Handhaving van de bestaande regels is veel belangrijker dan telkens weer niches zoeken voor nieuwe wetgeving. Als dat niet goedschiks kan, dan zouden we zelfs moeten overwegen de Europese Commissie het recht van initiatief te ontnemen. De lidstaten kunnen, mits goed ondersteund door nationale én Europese ambtenaren, ook zelf prima voorstellen maken. Eventueel zou je ook het Europees Parlement het recht kunnen geven om initiatiefwetten te maken. We zijn dan verlost van een instituut dat wetgeving als doel op zich ziet. De Europese Commissie als handhaver van bestaande regels in plaats van als een wettenfabriek zal waarschijnlijk ook aan populariteit winnen.
Dit is op dit ogenblik allemaal nog vloeken in de kerk. Er zal echter iets moeten gebeuren, want als we zo doorgaan, zitten we opgescheept met een gefrustreerd Europees ambtenarenapparaat en een Europese burger die diezelfde ambtenaren haat. Tijd dus voor een fundamentele discussie. Het lijkt me een mooi thema voor de Europese verkiezingen van volgend jaar.