Zonder bescherming gaat de Europese landbouw kapot
Tegenwoordig bemoeit de Europese Unie zich met alles, uiteenlopend van geld voor pleinrenovatie en voorschriften voor openbaar stadsvervoer tot een legermacht in Macedonië en het Galileo-satellietsysteem in de ruimte. In de voorafgaande EEG was dat takenpakket veel bescheidener. De publieke opinie kende 'Europa' vooral vanwege het gemeenschappelijk landbouwbeleid. PvdA-Eurocommissaris Mansholt was de grote aanjager, tot hij daarvan op zijn oude dag spijt kreeg. Nog steeds is landbouw de grootste kostenpost. Gedurende tientallen jaren was alles gericht op steeds grotere boerenbedrijven, hogere opbrengsten per hectare en nieuwe exportrecords. Om dat te bereiken is in Nederland een groot deel van het oude cultuurlandschap verwoest door grootschalige ruilverkavelingen, kregen bio-industrie en kassenbouw alle ruimte en zijn de traditionele kleine boeren vrijwel volledig verdwenen. De overlevenden zijn sterk afhankelijk van geleend geld voor hun investeringen en van dalende prijzen op de internationale markt.
In Nederland en ook elders in het noorden van Europa zijn landbouwsubdidies inmiddels niet meer populair. Nu onze kleine boeren grotendeels zijn weggesaneerd ziet de publieke opinie die subsidies als bron van bureaucratie, geldverspilling, overproductie, milieubederf en oneerlijke concurrentie tegen arme landen buiten Europa. In een welvarende en vooral stedelijke samenleving met toenemende kennis van de Derde Wereld overheerst de mening dat dit oude landbouwbeleid zo snel mogelijk moet worden opgeruimd. Landbouw is nu een geliefde bezuinigingspost, en voor zover er toch nog geld heen gaat moet dat dienen voor inkomensgaranties, landschapsbescherming en dierenwelzijn. Links wil af van subsidies voor op winst gerichte bedrijven en rechts wil doodgewoon de vrije markt. Groot was dan ook de vreugde bij Noord-Europeanen van links en van rechts toen Eurocommissaris Fischler op 10 juli 2002 aankondigde dat ook hij voortaan inzet op inkomensgaranties en landschapsbescherming. Als noorderling deelde ik in die vreugde, maar ik kende ook al de keerzijde daarvan. Mijn commentaar op die dag luidde daarom: 'Een terechte breuk met het verleden, maar nog lang geen oplossing voor de slachtoffers'.
Sinds de industrialisatie zijn de prijzen van voedsel kunstmatig laag gehouden, vooral om ook de arbeidslonen in de industrie te beperken. De EU compenseert met belastinggeld een deel van dat tekort aan inkomen voor de boeren. Wat de marktprijs te weinig oplevert om het hoofd boven water te houden wordt door de overheid bijbetaald. Meer dan in Nederland is dat zichtbaar bij sommige subtropische gewassen in het Middellandse Zeegebied. Die leveren op de markt weinig of niets op, maar kunnen dankzij de subsidies toch met winst worden verkocht voor industriële verwerking of export. Zonder subsidies zouden kleine boeren in het zuiden werken met grote verliezen, en dus reeds lang zijn gestopt. Zij klagen over onrechtvaardige verdeelsleutels die 80% van de subsidies terecht laten komen bij 20% van de boeren, maar zien het huidige gemeenschappelijk landbouwbeleid toch als het allerbeste dat de EU te bieden heeft. De plannen van Fischler zien zij daarentegen als een keiharde aanval op hun voortbestaan, als een onderwerping aan een meedogenloze markt die tot kaalslag leidt. Zij vrezen dat een nieuw stelsel de verdere ontvolking van het platteland niet zal stoppen, maar slechts zal dienen als subsidie op grondbezit en grondspeculatie. Juist van links verwachten zij scherp verzet tegen zulke neo-liberale voorstellen.
Ook in het oosten kijken miljoenen boeren verlangend uit naar EU-bescherming tegen de vrije markt, maar pas in 2013 worden ze gelijkgesteld. Dan zijn ze failliet en bestaan de subsidies misschien niet meer. Op 5 juni in Straatsburg, bij de eerste stemmingen over de landbouwhervormingen, stond mijn EP-fractie voor de vraag: Hoe kun je het milieu en de laagstbetaalden beschermen tegen de voorrang voor geld en economie ? Noord en zuid legden daarbij verschillende accenten. In mijn tegenstem heb ik mede betrokken dat de eerste stappen vooral bedoeld zijn als gebaar van goede wil naar de VS, die hun landbouwexport eveneens subsidiëren en daarmee graag Europese afzetmarkten overnemen. Het oude beleid kan niet langer, maar nieuwe vormen van bescherming blijven nodig. Als die uitblijven krijgt de internationale handel vrij spel voor het dumpen van slecht geproduceerd voedsel en gaan de meeste Europese boeren kapot.