Miljoenenjacht: Hoe de politiek de huurbazen verleidde
De parlementaire enquête Woningcorporaties brengt adembenemende feiten aan het licht over miljardenverliezen en Maserati’s. Hoe heeft het ooit zo ver kunnen komen in Nederland Woonland? Hoe kan het anders? ‘Ik kan niet in de boeken van andere corporaties kijken, maar wij blijven investeren.’
Tekst: Rob Janssen
Het moet rond de millenniumwisseling geweest zijn, dat toenmalig SP-Kamerlid Remi Poppe in een onbewaakt moment tegen een Tribuneredacteur zei dat het woord volkshuisvesting langzaam aan het verdwijnen was in de Kamerstukken. Poppe keek er ietwat bedachtzaam bij, maar onthield zich verder van enige duiding van zijn uitspraak. Of het woord volkshuisvesting ooit officieel is afgeschaft is onduidelijk, maar feit is dat het woord bij het aantreden van het eerste kabinet-Rutte werd geschrapt als Rijksbeleidsaanduiding: in 2010 werd het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) afgeschaft en bij het ministerie van Binnenlandse Zaken was voortaan een onderdeel genaamd Wonen ondergebracht.
En nu, medio 2014, halen in het kader van de parlementaire enquête Woningcorporaties voormalige hoge omes van woningcorporaties vrijwel dagelijks het nieuws met derivatendebacles, dikke auto’s en ‘dienstreizen’ van hun voormalige topmannen. Anno 2014 verbazen we ons over de honderden miljoenen euro’s die buitenlandse bankiers hebben verdiend aan de mislukte financiële avonturen van Vestia. Om nog maar te zwijgen over de adembenemende salarissen die menig directeur opstreek. En dus is de vraag gerechtigd: hoe heeft het in hemelsnaam zo ver kunnen komen? Voor de beantwoording gaat Remi Poppe ver terug in de tijd. Want het is in de jaren tachtig dat het door Reagan en Thatcher gepropageerde marktdenken ook in politiek Nederland wortel begon te schieten. ‘De kabinetten- Lubbers zetten daar steeds meer de deur voor open’, blikt Poppe terug. De overheid werd gezien als een log en traag bureaucratisch geheel en de publieke sector moest gerund worden door het bedrijfsleven, zo was in brede kringen de opvatting. En dus moesten zaken als openbaar vervoer, zorg en energievoorziening vooral geprivatiseerd worden, of op z’n minst gezegend met marktwerking. Zo ook de volkshuisvesting. In 1995, het eerste Paarse kabinet regeerde, werd in de Tweede Kamer de zogenaamde bruteringswet aangenomen, waarmee de woningcorporaties financieel verzelfstandigd werden. De rijkssubsidies werden geschrapt en voortaan moesten de corporaties zelf de broek ophouden. Poppe tijdens een Kamerdebat in 1995: ‘De brutering betekent in feite het einde van de sociale huisvesting in Nederland. De rijksoverheid trekt de handen af van de volkshuisvesting. Dat is een breuk in de geschiedenis van de volkshuisvesting in Nederland die zijn weerga niet kent. (...) De corporaties verworden tot commerciële organisaties, voor wie het exploitatieresultaat de maatstaf der dingen moet zijn. Daarom is er geen enkele reden om aan te nemen, dat de huurverhogingen gematigd zullen zijn.’
Poppe nu: ‘De algemene opvatting was destijds, dat er te veel sociale huur in Nederland zou zijn en dat dat geld kostte. Eigenlijk werd toen de gedachte losgelaten dat wonen een recht is. Wonen werd vooral een middel om geld te verdienen.’ Woningcorporaties beschikten door de bruteringsoperatie ineens over tientallen miljarden aan vermogen en door de indertijd constante waardevermeerdering van het woning- en vastgoedbezit groeide dat vermogen flink. Poppe: ‘Wat je bovendien zag, was dat tal van politieke partijen vonden dat corporaties huurhuizen moesten gaan verkopen, om ook de lagere inkomens in staat te stellen vermogen op te bouwen. Kortom: een huis werd niet meer primair gezien als iets waarin je kunt wonen, maar als iets waar je geld mee kon verdienen. De politiek heeft woningcorporaties daartoe verleid, ja zelfs gedwongen. Ja, en we weten hoe het met die hypotheken uit de klauwen is gelopen, hoeveel huizen er “onder water” staan. Die bruteringswet was niets anders dan een zeepbel.’
Gouden bergen
Ook ging in die jaren op grote schaal de sloophamer door het sociale huurwoningbestand. Duurder en groter bouwen was het devies, opdat mensen die het konden betalen hun goedkope huurhuizen zouden vrijmaken voor hen met een smallere beurs. Maar wat is een dikke beurs waard, als je met je hypotheek onder water komt te staan? Velen geloofden echter de gouden bergen die de politiek en de banken hen voorschotelden. Als huurder was je een dief van je eigen portemonnee, zo hoorde je maar al te vaak. Poppe: ‘Hogere risico’s werden zelfs aanbevolen. Kun je het de mensen dan kwalijk nemen dat ze daarin meegingen? De verleider is de ware oorzaak van de ellende waar zoveel mensen nu in zitten. Want de bomen groeiden niet voor eeuwig de hemel in. Huizen werden niet ‘alleen maar meer’ waard, zoals vele jaren was voorgespiegeld. Breekpunt is het jaar 2008, waarin de crisis uitbrak. De waarde van onroerend goed daalde dramatisch en het vermogen van de corporaties dus ook. De woningmarkt kwam muurvast te zitten. Maar niet alleen dat. De hele financiële wereld ging onderuit en dat had rampzalige gevolgen voor tal van Nederlandse woningcorporaties die met hun vermogen – feitelijk de huizen waarin mensen wonen – massief waren gaan speculeren. Alleen al Vestia ging voor ruim twee miljard euro het schip in door de handel met derivaten (zie kader volgende pagina) waarvan eigenlijk niemand wat snapte. Behalve de banken, die er grof aan verdienden. Hoe dat allemaal kon? Wel, het overheidstoezicht op de financiële wereld werd gedurende de jaren negentig sowieso verregaand versoepeld – de Verenigde Staten gingen voorop. En in Nederland stond het nota bene door de overheid gedekte Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) als toezichthouder er onderhand bij te juichen, toen Vestia zo’n tien jaar geleden de derivatenmarkt opging. Er was een levensgevaarlijk dubbel vliegwiel-effect ontstaan: woningcorporaties hadden zichzelf in hun nieuwe rol als eigen standige vermogensbeheerders overgeleverd aan het inmiddels net zo ongecontroleerde financiële wereldcasino. Een bizarre situatie, want hun zogenoemd vermogen bestond in werkelijkheid uit het onderdak van miljoenen huurders. Laatstgenoemden waren feitelijk op drie manieren de sjaak toen in 2008 de pleuris uitbrak: als garantsteller voor de risico’s die corporaties liepen én als belastingbetaler die de overheid van kapitaal voorzag om de banken te redden die zichzelf overspeeld hadden. Plus dat bij het derivaten-debacle bij Vestia alle andere woningcorporaties via de zogenaamde landelijke saneringsnorm verplicht zijn om mee te betalen aan het overeind houden van Vestia. In zeker zin vallen álle huurders dus ‘in de prijzen’.
Boer, pas op je kippen
En nu is er dan de parlementaire enquête, die tot doel heeft ‘om tot een beoordeling te komen van het stelsel om zo bij te dragen aan ontwikkeling van toekomstig beleid’. Tijdens de openbare verhoren stelde de Delftse professor André Thomsen dat de risico’s van de sector vooral zitten in de ‘ontwikkelingspoot’ bij woningcorporaties. Thomsen stapte op uit de raad van commissarissen van Woonbron, toen rondom deze Rotterdamse corporatie zich een van de meest opzienbarende fiasco’s uit de woonsector voltrok: de SS Rotterdam. Het opkalefateren van dit stoomschip – aanvankelijk geschatte kosten: 6 miljoen euro – moest een bijdrage leveren aan de wijkaanpak in Rotterdam Zuid, maar het project leidde schipbreuk. Schade: meer dan 200 miljoen. Remi Poppe en zijn Kamerfractiegenoot Paulus Jansen vroegen toenmalig minister Vogelaar (PvdA) of dit soort avonturen wel tot de kerntaken van een woningcorporatie behoorden. Antwoord: ja.
SP-Kamerlid Sadet Karabulut heeft kabinet en Kamer opgeroepen om gedurende de enquête geen nieuwe maatregelen te nemen die tot verdere afbraak van de sociale woningbouw leiden. Ze wil eerst de uitkomsten van het onderzoek afwachten, voordat bijvoorbeeld het debat over een wijziging van de wet op corporaties kan beginnen. Karabulut: ‘De enquêtecommissie doet waardevol werk en de resultaten moeten we serieus nemen. Het stomste wat je kunt doen is nu doordenderen en nog meer maatregelen nemen die de positie van huurders en corporaties verder verslechtert.’ Zo wil het kabinet de sociale huursector verkleinen en tijdelijke huurcontracten mogelijk maken, waardoor de huurbescherming wordt aangetast.
‘Juist nu de grote blunders die gemaakt zijn worden onderzocht, willen partijen in de Tweede Kamer doorgaan met het verder afbreken van de sociale woningbouw. Dat is heel dom. Er moeten grondig lessen uit het verleden worden getrokken, voordat er nieuwe ingrijpende maatregelen kunnen worden genomen. Ik maak me niet alleen zorgen over de betaalbaarheid voor huurders, maar ook over de beschikbaarheid van sociale huurwoningen. Laten we eerst afwachten welke lessen we kunnen leren uit het parlementair onderzoek, voordat we praten over nog meer liberalisering in de sociale woningbouw.’
Volgens Wilbert Pothoff, directeur van de Limburgse woningcorporatie Destion, moet de parlementaire enquête in ieder geval leiden tot duidelijkheid en verbeteringen. ‘Op kosten van de corporatie rondrijden in een Maserati, dat kan natuurlijk niet’, stelt hij. ‘Maar als woningcorporatie hebben wij behoefte aan duidelijkheid over wat wel mag en wat niet. Kijk, dertig jaar geleden waren woningcorporaties vaak nogal autoritair en waren ze veel bezig met wat allemaal niét kon en mocht. Dat is in de loop der jaren allemaal wel naar de goede kant opgeschoven. Vandaar dat ik hoop dat Blok (minister van Wonen –red.) ons naar aanleiding van de parlementaire enquête niet terug in het hok stuurt en op die manier de creativiteit en het maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat ondermijnen. Maar op zichzelf zijn strakke kaders helemaal niet erg’, aldus Pothoff.
Destion beheert zo’n 2500 woningen en behoort daarmee tot de relatief kleine spelers. Niettemin kost het derivaten avontuur van Vestia de Limburgse woningcorporatie zo’n half miljoen euro aan saneringssteun. ‘Dat geld gaat naar de schuldeisers van Vestia’, verzucht Pothoff. Toch heeft het systeem ook voordelen, stelt hij: ‘Natuurlijk is het fout dat op winst beluste speculanten dit geld deels in hun eigen zak steken. Maar het systeem op zichzelf behelst een zekere solidariteit tussen woningcorporaties. En dat leidt tot een financieringsvoordeel. Doordat de overheid garant staat kunnen wij goedkoper financieren.’
Heeft Destion eigenlijk ook derivaten? ‘Nee’, antwoordt Pothoff gedecideerd. ‘Waarbij ik moet zeggen dat banken ook bij ons de deur plat hebben gelopen. Of we geen derivaten wilden kopen om risico’s in de toekomst af te dekken. Op ons kwam het allemaal over als de vos die de passie preekt: boer, pas op je kippen. Toen hebben we gezegd: doen we niet. Klaar.’
Salaris: 267.000 euro
Als grote woningcorporaties via hun ‘ontwikkelingspoot’ de avonturier en schatrijke global player gaan uithangen, dan is het natuurlijk zaak dat de directeuren overeenkomstige salarissen opstrijken. Onlangs werd bekend dat in Amsterdam vijf corporatiedirecteuren boven de zogenaamde Balkenende-norm zitten. Uitschieter was de baas van Eigen Haard, die 267.000 euro verdient. Voor het Amsterdamse SP-raadslid Erik Flentge was dat aanleiding genoeg om hen per brief verzoeken te om een deel van hun salaris in te leveren. Flentge: ‘Of ze dat gaan doen? Volgens een overgangsregeling zijn deze salarissen toegestaan, helaas. Maar ik doe een moreel appèl. Dit zijn erg zware tijden voor huurders. Binnenkort komt er weer een nieuwe huurverhoging aan. Dat komt omdat het kabinet via de corporaties 1,7 miljard belastingen pint bij de huurders.’ Daarmee doelt Flentge op de zogenaamde verhuurdersheffing. Deze kabinetsmaatregel van vorig jaar mag na de bruteringswet uit 1995 gelden als de volgende mokerslag voor de sociale huursector. Corporaties moeten vanaf dit jaar 1,7 miljard euro aan belasting betalen en de algemene verwachting is dat daardoor steeds meer nieuwbouw- en renovatieprojecten geschrapt zullen worden. Bovendien zijn veel corporaties gedwongen de huur tot aan het wettelijk maximum te verhogen. Maar niet altijd. Vorig jaar kregen de huurders van Destion een brief waarin de woningcorporatie duidelijk maakt dat de verhuurdersheffing niét aan hen zou worden doorberekend. Ook blijft Destion tal van nieuwe woonprojecten van de grond tillen. Hoe lukt dat? Wilbert Pothoff: ‘Ik kan natuurlijk niet in de boeken van andere corporaties kijken. Maar ons huishoudboekje is op orde. Onze bedrijfslasten en financieringen zijn op orde en bovendien hebben we ervoor gekozen om in een gunstige tijd te investeren in de bestaande woningvoorraad en onderhoud te plegen. En inderdaad: de verhuurdersheffing hebben we niet doorberekend aan onze huurders. Omdat we dat financieel niet nodig hebben. Maar er speelt ook nog iets anders. Wij vinden het als corporatie eigenlijk niet kunnen om te gaan kijken naar de inkomensgegevens van gezinnen, kijken of ouderen met hun pensioentje boven de grens van 34.000 euro uitkomen, kijken we of het inkomen van kinderen op moeten tellen bij het gezinstotaal. Dat soort dingen. Daar is de overheid voor. Wij vinden dat de huurprijs gerelateerd moet zijn aan het pand, aan datgene wat je huurt dus.’
‘Bij grote corporaties zie je vooral specialisten die vaak het grote plaatje niet zien’
Onlangs werd Destion door het Kwaliteitscentrum Woningcorporaties Huursector (KWH) aangewezen als een van de meest klantvriendelijke corporaties van Nederland. Opvallend in de KWH-kwaliteitsmeting is dat de best scorende corporaties de kleinere zijn. Wilbert Pothoff: ‘Als directeur zit ik als het ware kort aan de bal: ik weet van iedere euro wat ermee gebeurt. Bij grote corporaties ziet dat er in de regel heel anders uit; daar moet een bestuurder vaak maar zien hoe het er op een lager niveau in de organisatie uitziet. Als ik lees dat voormalig Vestiadirecteur Staal zonder goedkeuring vooraf van de raad van commissarissen tot zo’n 50 miljoen mocht investeren, dan schrik ik daarvan. Ter vergelijking: ik mag maar tot 150.000 per jaar gaan. Verder werkt bij Destion een team van bevlogen generalisten. Bij grote corporaties zie je vooral specialisten die vaak het grote plaatje niet zien.’ Volgens een eerder zit jaar gepubliceerd onderzoek van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (Coelo) is de ideale omvang voor een woningcorporatie tussen de 500 en 2500 woningen. Door opdeling in kleinere organisaties kunnen corporaties een kostenbesparing van minstens acht procent realiseren, aldus Coelo. Dat roept de vraag op waarom fusies en schaalvergrotingen bij woningcorporaties nog steeds de trend zijn. Is dat – zoals maar al te vaak beweerd wordt – omdat de dienstverlening aan de huurders daarmee verbetert? Of speelt er mogelijkerwijs vaak iets anders mee? Wie in de fusies van woningcorporaties duikt, zal opmerken dat de betreffende directeuren vaak achter in de vijftig zijn en tegen hun pensioenleeftijd aan zitten.
Te lang te koop? Verhuren!
Hoe dan ook, het kersverse gemeentebestuur van Amsterdam (D66, VVD en SP) heeft de sociale woningbouw hoog op de agenda gezet. ‘Waar het afgelopen stadsbestuur juist bovenop het landelijk beleid de sociale woningvoorraad extra inkromp, wil dit akkoord de afname zoveel mogelijk beperken. Daarnaast wordt 80 miljoen geïnvesteerd in nieuwbouw’, zo meldt de Amsterdamse SP op haar website. In het coalitie-akkoord, getiteld Amsterdam is van iedereen, wordt het streven benoemd om in de sociale sector minimaal 500 woningen per jaar bij te bouwen. Ook het middensegment (huur tussen de 700 en 1000 euro) krijgt een impuls. SP-raadslid Erik Flentge: ‘Dat segment dreigde te verdwijnen in Amsterdam. De coalitie heeft hiervoor nu een pot van 80 miljoen euro ingericht. Heel belangrijk, want als je de zogenaamde doorstroming wil bevorderen moet je mensen die met hun inkomen bijvoorbeeld net iets boven de sociale huurgrens zitten wel een alternatief bieden. Anders trekken zij de stad uit.’ Ook wil de hoofdstad de leegstand en lang uitstel van sloop voor nieuwbouw aanpakken. Staat een corporatiewoning langer dan een half jaar in de verkoop, dan moet die weer verhuurd worden. Ook koppelt Amsterdam een deadline aan de toestemming voor sloop. Erik Flentge: ‘Te vaak en te lang werd in de afgelopen periode sloop voor nieuwbouw uitgesteld. Daardoor werd er geen onderhoud meer gepleegd en steeg de onzekerheid onder de wijkbewoners. En dus ook hun onvrede over hun wijk.’
Zonder te knipperen: Farshad Bashir
Farshad Bashir is namens de SP lid van de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties. De Volkskrant plaatste een opmerkelijke observatie van hem tijdens de openbare verhoren: “Zonder te knipperen boren zijn ogen zich in de ziel van woningbouwers en hun handlangers. Hoe heb je dit kunnen doen, lijken zijn ogen vaak te zeggen. Maar ook: wee je gebeente als je nu geen schoon schip maakt.” Bashir kan wel lachen om die omschrijving, maar bevestigt noch ontkent de gedachten die hem worden toegedicht. Want dat mag zolang het onderzoek nog loopt nou eenmaal niet. ‘Wij verhoren alle actoren en daar komen tot nu toe interessante dingen uit’, aldus Bashir. ‘Vestia is een van de casussen die we onderzoeken. Die corporatie verloor twee tot vier miljard euro door de handel in derivaten. Voor ons als commissie is het interessant om te kijken of die derivaten werden gesloten om de renterisico’s van Vestia af te dekken, of dat persoonlijk gewin en speculatie daar ook het motief was. Immers: een tussenpersoon verdiende twintig miljoen aan de Vestia-derivaten en daarvan sluisde hij stiekem de helft door aan de kasbeheerder van de woningcorporatie. Minstens even belangrijk is de vraag wat voor gevolgen dit heeft gehad voor de huurders. En niet alleen die van Vestia, want ook andere corporaties moeten via de zogenaamde }saneringsheffing meebetalen voor het debacle bij Vestia.’ Naar verwachting rondt de enquêtecommissie haar onderzoek komend najaar af.
Dit artikel verscheen ook in de Tribune van juli / augustus 2014