‘Rechtvaardigheid moet je organiseren’
Een goed functionerende, onafhankelijke rechterlijke macht, is cruciaal in een rechtsstaat. Dat staat buiten kijf en is gelukkig politiek ook onomstreden, al verschillen de meningen wel wat er aan gedaan moet worden om de rechterlijke macht te versterken en de onafhankelijkheid te waarborgen. Er wordt heel hard gewerkt door rechters en ondersteuning en daardoor gaat er veel goed, maar er zijn serieuze zorgen. Over de financiering, de lange duur van procedures, de toegankelijkheid van het recht en de wijze van geschilbeslechting. Daarnaast is er interne onvrede. Dit alles is niet goed voor het vertrouwen in de derde staatsmacht.
Laten we dit eerst vanuit het perspectief van de rechtzoekende bekijken. Conflicten kunnen veel invloed hebben op het leven van mensen. Mensen slagen er niet altijd zelf in tot eerlijke oplossingen te komen. Het is een van de kerntaken van de overheid er voor te zorgen dat mensen hun recht kunnen halen. De toegang tot het recht is het fundament van onze rechtsstaat, het recht moet er dus voor iedereen zijn. De rechtbank is voor veel mensen niet bepaald toegankelijk. Procedures zijn langdurig en ingewikkeld en schrikken af. Het is – mede door de schaalvergroting – voor veel mensen niet in de buurt en door de hoge griffierechten voor veel mensen en het MKB te duur. Ook de discussie over de rechtshulp kan hier niet onvermeld blijven. Eigen bijdragen voor rechtshulpverleners zijn voor veel mensen te hoog en de zorgen over de stelselherziening gesubsidieerde rechtsbijstand zijn enorm. Sociaal advocaten haken af, vooral vanwege de budgettaire keuzes van het ministerie: het mag van de minister voor Rechtsbescherming onder geen enkele voorwaarde meer dan 400 miljoen euro gaan kosten want dat is nu eenmaal ooit zo afgesproken, ook al bewijzen inmiddels talloze rapporten en experts dat het zo niet langer kan.
Ook het perspectief van de mensen die dit belangrijke werk in de derde staatsmacht doen, de rechters en de ondersteuning, is interessant. De zorgen van de rechtzoekenden zijn natuurlijk primair ook de zorgen van de rechters. Als mensen vanwege te hoge drempels afhaken of procedures oneindig lang duren zal geen rechter daar tevreden mee zijn. Maar er is meer. De financiering van de rechterlijke macht staat zwaar onder druk door het financieringssysteem dat per zaak geld wordt gegeven. Door bezuinigingen uit het verleden, een dalend aantal zaken en mislukte digitalisering heeft de Rechtspraak een groot financieel probleem. Dat moet worden opgelost, hierdoor staat ook de onafhankelijkheid onder druk, maar de discussie over geld is niet het hele verhaal. Rechters hebben de afgelopen jaren geprotesteerd tegen de te hoge werkdruk en het verlies aan autonomie. Er zijn zorgen over de verbestuurlijking binnen de rechterlijke macht. Er is een kloof ontstaan tussen het bestuur en de werkvloer. Er is te weinig zeggenschap en directe betrokkenheid. Past het bedrijfsmatig denken wel bij de derde staatsmacht in onze trias politica? Rechtspraak is immers geen fabrieksmatige massaproductie, rechtspraak voegt waarde toe: niet alleen belangrijk voor de partijen in het geschil maar voor de hele samenleving en de rechtsstaat.
Als dit allemaal zo zorgwekkend is, wat doet ‘de politiek’ hier dan aan? Die vraag is terecht. Al jaren wordt door diverse partijen in de Tweede Kamer felle kritiek geuit op de tekortschietende financiering voor de rechtspraak en de rechtshulp. Kleine successen zijn geboekt maar dat kwam vooral neer op het tegenhouden van nog grotere verslechteringen, de bijzonder slechte voorstellen voor nog meer bezuinigingen op de rechtshulp en kostendekkende griffierechten zijn geblokkeerd. De discussie over de ingrijpende stelselherziening rechtsbijstand wordt fel gevoerd, dat is nog geen gelopen race. Er is veel aandacht voor werkdruk, doorlooptijden en kwaliteit (professionele standaarden). De SP en D66 hebben een notitie geschreven met voorstellen om rechters hun eigen bestuurders te laten kiezen, de kloof tussen werkvloer en bestuur te dichten en de onafhankelijkheid te waarborgen. De discussie hierover is nog niet beslecht. Er is een debat gevoerd over een initiatiefwet van de SP om te zorgen dat de Rechtspraak een aparte begroting zou krijgen, los van het ministerie van Justitie, om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen en uit te drukken dat de Rechtspraak absoluut geen uitvoeringsdienst van het ministerie is maar een zelfstandige plaats heeft in de trias politica. Dit voorstel haalde geen meerderheid. Kansrijker lijkt de discussie over de Huizen van het Recht, een voorstel van de SP om een spreekuurrechter zitting te laten hebben in de buurt van mensen. Een laagdrempelige en betaalbare voorziening waar mensen een luisterend oor vinden maar ook worden aangespoord samen met de andere partij tot een duurzame oplossing te komen. Als dat niet lukt doet de rechter uitspraak. De samenwerking met de advocatuur, hulpverlening en gemeenten is hierbij van belang. Hierover wordt nu in de praktijk heel concreet nagedacht hoe dit het beste vorm kan worden gegeven.
Er kan dus zeker niet worden ontkend dat we voor fundamentele vraagstukken staan en de uitdagingen voor de onafhankelijkheid, kwaliteit, snelheid en betaalbaarheid van de rechterlijke macht groot zijn. Misschien wel te groot voor de dagelijkse politieke realiteit, die helaas – zo leert de praktijk – te vaak bepaald wordt door vooraf vastgelegde budgettaire beperkingen en vaststaande structuren. Grote veranderingen zijn hierin op korte termijn niet te verwachten. Tenzij het gevoel van urgentie toeneemt en het besef gaat ontstaan dat er te veel aan de hand is om in een begrotingsjaar of kabinetsperiode ten goede te veranderen. Daarom is het idee hier een staatscommissie grondig naar te laten kijken een sympathieke gedachte. Als gezaghebbende mensen fundamenteel gaan kijken wat er nodig is voor de rechterlijke macht, kan dit tot het gewenste en noodzakelijke draagvlak leiden voor ingrijpender maatregelen op de iets langere termijn. In het belang van de rechtsstaat.
Tot slot nog wel een enkele waarschuwing. Het instellen van een staatscommissie kan leiden tot de politieke reflex dat er voorlopig niets hoeft te gebeuren juist omdát er een commissie grondig mee bezig is. Dat lijkt me onwenselijk, het moet niet leiden tot politieke verlamming om op de korte termijn niet te doen wat nodig is om de kwaliteit, snelheid en laagdrempeligheid van de rechtspraak te verbeteren. Ook kan niet al te ruim de tijd worden genomen, dit kan geen jaren gaan duren want zoveel tijd hebben we niet. We zouden moeten zorgen voor een relatief snelle levering door de nog in te stellen Staatscommissie. Tevens kan het raadzaam zijn de ondersteuning en betrokkenheid van de rechterlijke macht en politiek te realiseren, bijvoorbeeld door middel van een klankbordgroep. Daarmee wordt de kans groter dat er ook echt wat met de voorstellen gaat gebeuren.
De rechtspleging verdient een fundamentele heroriëntatie. Rechtvaardigheid is er niet vanzelf, dat zullen we moeten organiseren. Als mensen hun recht niet meer kunnen halen, blijft onrecht bestaan.
Deze column is gepubliceerd in het boek ‘Naar vernieuwing van de (civiele) rechtspleging’. Opstellenbundel onder redactie van mr. Dr. Th. Groenewald, prof. Mr. R.H. de Bock, prof. Mr. C.E. du Perron, prof. Mr. L. Timmerman. Boom juridisch, Den Haag, 2019.