De angst voor bestuurders
Scholen hebben een eigen vermogen van meer dan 10 miljard euro. Twee miljard kan direct in het onderwijs geïnvesteerd worden. Dat blijkt uit onderzoek van de Algemene Onderwijsbond. Ondanks de hoge werkdruk en de grote klassen, blijft veel geld op de plank liggen.
Sinds de jaren negentig zijn scholen geld gaan oppotten. Het onderwijs moest zelfstandiger worden, meer op eigen benen staan. Het was ouderwets dat alles maar vanuit het ministerie werd geregeld. Schaalvergroting werd gestimuleerd, schoolbesturen kregen meer macht. De 'autonomie' van het onderwijs werd een soort dogma. In andere publieke sectoren gebeurde hetzelfde: woningbouwcorporaties, spoorwegen, energiebedrijven, ziekenhuizen: alles werd op afstand van de overheid geplaatst.
Ondanks mooie verhalen over meer zeggenschap, kreeg de werkvloer weinig inspraak over de nieuwe taken en het budget. Integendeel: er ontstonden machtige besturen aan de top van publieke organisaties. Omdat de overheid er niet meer naar omkeek, konden bestuurders bedrijfje gaan spelen met belastinggeld. Miljoenen werden verspild aan prestigeprojecten, salarissen aan de top groeiden gestaag.
De regering wil nog steeds niet echt optreden tegen de hoge reserves van de scholen. Dat moet de medezeggenschapsraad maar doen, terwijl die wordt opgezadeld met onleesbare jaarrekeningen. Schoolbesturen krijgen alle ruimte om het budget te besteden aan zaken die weinig met onderwijs te maken hebben, zoals reisjes, conferenties en ondersteuning van het management.
Leraren lezen in de krant hoe rijk hun schoolbestuur is en snappen niet waarom hun klassen zo groot zijn en het schoolgebouw zo oud. De regering kijkt toe en doet niets, terwijl de oplossing zo simpel is: maak de overheid verantwoordelijk voor de financiering en geef leraren maximale vrijheid om het onderwijs in te richten. Een minister met lef zou ingrijpen, maar blijkbaar is de angst om de macht van bestuurders aan te pakken nog groot.