Een Huis voor onze historie
Veel mensen weten weinig over de geschiedenis van ons land. Dat is een groot gemis. De goede keuzes maken voor de toekomst kan niet zonder kennis van het verleden. Tweede Kamer en het kabinet zijn het erover eens dat een nationaal historisch museum kan helpen om die kennis beter toegankelijk te maken.
De wereld waarin we leven verandert steeds sneller. Internet brengt mensen wereldwijd dichter bij elkaar. In Europa gaat de eenwording steeds verder. In ons land wonen steeds meer mensen met een andere culturele achtergrond. De globalisering biedt nieuwe mogelijkheden om samen te werken en van elkaar te leren. Maar brengt ook nieuwe onzekerheden. Dit wordt duidelijk als we worden geplaatst voor vragen als ‘Heeft de school een taak in het overdragen van waarden- en normen?’, ‘Hoe tolerant mag je zijn tegenover een religie die intolerant is tegenover andersdenkenden?’, of ‘Hoe erg of gewenst is het als ons land een provincie wordt van Europa?’
Juist in een globaliserende wereld is het belangrijk om kennis te hebben van je eigen geschiedenis. Immers, de generaties die ons voorgingen zagen zich vaak gesteld voor soortgelijke vragen als die wij nu moeten beantwoorden. Wij hebben het voorrecht dat we kunnen terugkijken hoe in het verleden discussies zijn gevoerd. Zo zijn we na een eeuwenlange, verbeten strijd tot de conclusie gekomen dat het democratische systeem dat we nu hebben ‘het minst slechte’ is. Of neem de scheiding tussen kerk en staat; onze wordingsgeschiedenis leert ons wat de nadelen zijn van een vermenging van kerkelijke en politieke macht.
De inrichting van dit Nationaal Historisch Museum is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van historici. De canon vormt een prima richtsnoer voor de vormgeving, net zoals de eerder gepubliceerde tien tijdvakken van Piet de Rooy en Jan Bank. Om de onafhankelijkheid te waarborgen en om draagvlak te organiseren zou een curatorium moeten worden ingesteld. Voor wie bang is dat het saai wordt: het museum hoeft natuurlijk geen plek te zijn vol oude spullen in stoffige vitrines. Er moeten vooral verhalen over de vaderlandse wordingsgeschiedenis, ook in internationaal perspectief, worden verteld; voor jong en oud, voor oude en nieuwe Nederlanders. Dat kan met behulp van de meest moderne technieken, van filmbeelden tot virtual reality. Zo’n museum is natuurlijk ondenkbaar zonder ook een goede online afdeling. Essentieel is wel dat het museum de chronologie van de geschiedenis van de Lage Landen als uitgangspunt neemt, en niet willekeurig gekozen thema’s zoals de twee aangestelde directeuren lijken te willen. Krijgen zij hun zin dan dreigt een postmoderne hutspot. En dat is niet wat de Tweede Kamer beoogde toen ze besloot tot dit museum.
Ons land kent vele musea gespecialiseerd op een bepaald gebied of een bepaald thema. Maar hét verhaal van de wordingsgeschiedenis van de lage landen en de mensen die daar wonen, wordt nergens verteld of getoond. Het is een verrijking nu we onze gezamenlijke verhalen een huis geven. Bij voorkeur in Den Haag.