Weeklog: Wapens voor recht
De Saoedische kroonprins Mohammed bin Salman is even wat minder populair na de moord op de Saoedische journalist Jamal Khashoggi. De klopjacht op mensenrechtenverdedigers in Saoedi-Arabië, het totaal gebrek aan vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, en de Saoedische betrokkenheid bij oorlogsmisdrijven in Jemen, daar nam de internationale gemeenschap gewoon kennis van. Maar Khashoggi is een andere kwestie. Te duidelijk in de media om te negeren. En toch ben ik niet optimistisch: de wapenindustrie is in het westen oppermachtig. En zolang belangen van grote bedrijven zwaarder tellen dan de bescherming van burgers, is het Amerikaanse en Europese mensenrechtenbeleid volstrekt hypocriet.
Noch de kroonprins, noch de westerse regeringen hadden aanvankelijk in de gaten wat de beelden over Khashoggi in de media en bij het publiek teweegbrachten. De Turkse president Erdogan, geopolitiek geen vriend van Saoedi-Arabië, maakte er handig gebruik van: hij komt nu opeens op voor de rechten van de mens, terwijl in Turkije zelf van persvrijheid nauwelijks meer sprake is. Maar nog hypocrieter zijn veel westerse regeringen: Trump voorop die met de kroonprins juist veel handels- en wapendeals had gesloten, maar de Franse president Macron kan er ook wat van. Ook Frankrijk is een grote wapenleverancier.
Zolang Khashoggi in het nieuws is, kunnen ze niet anders dan gas terugnemen in hun liefde voor het Saoedische regime. Maar tot nu toe heeft alleen Duitsland de wapenleveranties echt opgeschort. Het is weer een voorbeeld van de macht van grote bedrijven: de olie- en wapenindustrie bepalen waar je mensenrechtenschendingen aan de kaak mag stellen en waar liever niet. Het Europees Parlement heeft weinig macht, als het gaat om het buitenlands beleid, en misschien wel daarom was het mogelijk een motie aan te nemen waarin tot een wapenboycot van Saoedi-Arabië werd opgeroepen. Maar hetzelfde EP staat te applaudisseren, als de EU meer geld wil uitgeven aan de ontwikkeling en aanschaf van wapens door de lidstaten. Voor mij is het klip en klaar: als we mensenrechten serieus nemen, dan kan dat alleen als tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en de grote bedrijven een enorme muur wordt opgetrokken. Het tegenovergestelde is de afgelopen jaren gebeurd: ambassades moesten juist ten dienste staan van het bedrijfsleven. De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in Brussel laat nog steeds borrels sponsoren door multinationals. Als daar geen einde aan komt, zullen mensenrechten nooit zwaarder wegen dan handel. Dan is het alleen nog wachten tot het moment, waarop Trump en Macron alsnog genoegen nemen met een Saoedisch schijnproces, waarna de kroonprins zijn handen in onschuld wast en de volgende executie organiseert.