Plasterk toont wéér geen visie
Al meer dan een jaar probeert minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een visie op papier te krijgen die een historische decentralisatieoperatie zou moeten rechtvaardigen.
Eerder verzocht ik de minister om een nadere analyse over nut, noodzaak en democratische wenselijkheid van de voornemens van de regering aangaande de bestuurlijke organisatie. Dit miste ik namelijk in de afgelopen voorjaar verschenen nota Bestuur in samenhang. De bestuurlijke organisatie in Nederland. Met zijn brief van vorige week hoopt Plasterk tegemoet te komen aan de wens van de Eerste Kamer die geen grootschalige veranderingen in het openbaar bestuur wil behandelen zolang ze de visie van de minister achter de voorstellen niet kent. Of de minister de senaat nu wel weet te overtuigen, is echter nog maar zeer de vraag. Deze nieuwe uiteenzetting over de toekomst van het openbaar bestuur in Nederland is namelijk op belangrijke punten met zichzelf en de praktijk in tegenspraak.
Neem nu de decentralisatieplannen waarbij belangrijke bevoegdheden van het Rijk naar de gemeenten zullen gaan. Dit vraagt volgens de minister om een sterke regierol van het ministerie van BZK. Laat Plasterk nu echter niet een van de ondertekenaars zijn van de eerste grote decentralisatiewet die nu in de Eerste Kamer voorligt: de nieuwe Jeugdwet. Het ministerie van BZK schittert juist door afwezigheid in de coördinatie van het decentralisatiebeleid. Terecht stelde emeritus hoogleraar parlementaire geschiedenis Joop van den Berg onlangs op een symposium van het kenniscentrum Lokaal 13 dat het ministerie van BZK niet ageert, maar reageert – en dan nog opvallend lijdelijk. Hoe de nota daar verandering in gaat brengen, is nog geheel onduidelijk.
Eenzelfde soort spanning komt naar voren in de plannen om provincies te laten fuseren. Hiervan stelt Plasterk dat dit proces idealiter van onderop vorm moet krijgen. Om vervolgens doodleuk te beweren dat er alle reden is voor de regering om de fusie van Noord-Holland, Utrecht en Flevoland nu ter hand te nemen. Hier blijkt niets meer van initiatieven van onderop. Sterker nog, de minister vergeet te vermelden dat alle drie de provincies hebben aangegeven niets in de plannen te zien. Het blijft volledig onduidelijk hoe Plasterk nu kan blijven volhouden dat deze fusie van onderop wordt vorm gegeven, terwijl dat nu wel het uitgangspunt van beleid op dit terrein zou moeten zijn.
Zo bezien overtuigt ook de brief van Plasterk niet. Wie in een heel jaar geen samenhangende visie op tafel krijgt, heeft zo’n visie wellicht ook niet. Dat voedt de gedachte dat de regering op dit terrein losseflodderpolitiek aan het voeren is, waarvoor begrijpelijkerwijs niet of nauwelijks draagvlak is, niet in de politiek en niet bij het publiek. Het zou mij niet verbazen als de Eerste Kamer deze opvatting deelt. Daarmee staan Plasterks plannen voor de bestuurlijke organisatie nog steeds op losse schroeven.
Arjan Vliegenthart
Deze column verscheen eerder in de SC, de opvolger van de Staatscourant.