Uitwaaien
Ik woon in een wonderschoon landschap. Een landschap dat uitnodigt ervan te genieten. Daar geef ik graag gevolg aan. Zeker op een dag als vandaag. Er staat een stevige bries. Alle reden om ook daar optimaal van te profiteren. Eens lekker uitwaaien heet dat dan. De muizenissen, opgedaan in het Haagse, door de wind af te laten voeren.
Mijn voeten brengen mij naar de Westerschelde. Waar ik heel dicht bij woon. Ik klim de dijk op. Bovengekomen, heb ik tijd nodig om weer op adem te komen. Ligt dat nu aan mij? Ja natuurlijk ook. Maar ook aan de hoge klim die ik achter de rug heb. Heel veel treden. En het resultaat mag er zijn. Ik kijk om me heen. Heel diep onder me zie ik water. En weer realiseer ik me op welke hoogte ik me wel bevind.
Mijn blik wordt nu getrokken naar het “klapkot”. Dit Zeeuwse woord staat voor een kleine overdekte en aan drie kanten afgeschermde ruimte. Bestemd voor oude vissers. Die aan de waterkant met elkaar kunnen “klappen” over vroeger. Ik ga daar zitten en laat me inspireren door “dat van vroeger”. En ik zie me weer als 10-jarige staan. Boven op de toen smalle en lage dijk. Geen dijk aan de Westerschelde, maar een dijk aan de Oosterschelde. De Oosterschelde was toen, net als de Westerschelde, een riviermonding. Met een open verbinding naar de Noordzee. Mijn gedachten voeren me terug naar die nooit meer uit mijn herinnering gaande nacht, toen het water sterker dan de dijk bleek. En met donderend geweld ons huis binnenstroomde. En een vlucht naar de zolder ons gezin van de verdrinkingsdood redde.
Deskundigen (de makers van het rapport Veerman) spiegelen ons voor, dat het weer zou kunnen gebeuren. Mijn gedachten schieten van de dijk van zestig jaar geleden naar de dijk waarop ik me nu bevindt. Een wereld van verschil. Bij de een het water aan de voeten, bij de ander het water heel diep weggestoken. En ik ga twijfelen aan de uitkomst van het rapport Veerman. Dus lijkt mij een second opinion zeer op zijn plaats.