Dwalen langs de Dinkel
Twintig jaar geleden ben ik verdwaald. In de Ardennen liepen we drie kilometer langs een bochtige route naar een restaurant. De terugweg kan veel korter, dacht ik. Om vier uur ’s nachts was ik nog steeds op de terugweg. In het pikkedonker. Met mijn vriendin op mijn schouders.
Sinds die tijd ben ik bang om te verdwalen. Daarom gaat er bij iedere wandeling altijd een kompas en een kaart mee. Hoe kort de wandeling ook is. Dit weekend was ik bij de Dinkel, een prachtige beek in Twente. De volledige Kamerfractie en alle medewerkers waren er neergestreken om de koers te bespreken. Meestal zit er wel een wandeling in het programma. En dan ben ik voorbereid.
Kaart en kompas heb ik ondertussen vervangen door een GPS. Een apparaat met de omvang van een forse mobiele telefoon. Aan de hand van signalen van satellieten berekent de GPS je plek op aarde en laat dat op de kaart in het scherm zien.
Er werd dit weekend inderdaad gewandeld. Onder leiding van een natuurgids liepen we langs de Dinkel en door de bossen. Het GPS apparaat puilde opzichtig uit de borstzak van mijn overhemd. “Wat heb jij daar nou bij je” werd steeds weer gevraagd. Ik leg het uit. Ardennen. Verdwalen. Angst. De werking van de GPS. Hoon is mijn deel. “We hebben toch een gids? En hij heeft een kaart bij zich.”
Enthousiast vertelt de gids ons wat we zien. Hij komt maar zelden op deze plek, maar weet er veel over te vertellen. Op de kaart kijkt hij niet. Na twee kilometer komt de gids op me af. “Jij hebt een GPS bij je, hoor ik”. Op dat moment voelt de GPS als een motie van wantrouwen tegen de gids. “Wil jij voorop lopen?” “Waarom?” “Ik ben de weg kwijt...”
Mijn GPS loodst ons zonder omhaal naar het vertrekpunt. Eerst kreeg ik de hoon. Toen werd ik de held.